2e Gyges wordt koning

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

vertaalhulp G&K tekst 2e

r. 1-4

de pv in de bijzin is ἤρτυσαν, de pv in de hoofdzin is εἵπετο 

(...........

....)

In welke vorm staat ἤρτυσαν?

1. 3e ev ind aor A
2. 3e mv ind aor A
3. acc ev v ptc prae A
4. acc ev v ptc aor A

ἤρτυσαν 

ἤ = augment ε + ἀ, ἐ of ἠ

Van welk  werkwoord komt ἤρτυσαν dus?

ἀρτυω, ἐρτυω of ἠρτυω

Wie zijn het (ingesloten) onderwerp bij ἤρτυσαν?

1. Gyges en Kandaules
2. Kandaules en zijn vrouw
3. de vrouw en haar slaven
4. Gyges en de vrouw

νυκτὸς γενομένης
Welke constructie is dit?

In welke tijd staat γενομένης?

1. praesens
2. aoristus
3. perfectum
4. futurum

Met welk voegwoord vertaal je deze constructie dus?

r. 1-4 deel 1

de pv in de bijzin is ἤρτυσαν, de pv in de hoofdzin is εἵπετο 

(...........

....)

εἵπετο 

Bij sommige werkwoorden trekt het augment en de beginklinker anders 

(dus niet: augment ε +  ε = η)

maar augment ε + ε = ει

Van welk werkwoord komt εἵπετο dus?

In welke tijd staat εἵπετο?

1. imperfectum
2. aoristus
3. perfectum
4. plusquam perfectum

Wie is het (ingesloten) onderwerp van εἵπετο?

1. Gyges
2. Kandaules
3. de vrouw van Kandaules
4. een slaaf

ἑπομαι heeft geen LV, maar een aanvulling in de:

1. gen
2. dat
3. acc
4. abl

r. 2-4 deel 2

Dit zijn de drie hoofdzinnen met de pv's: 

1. ἐμετίετο 

2. ἦν 

3. ἔδεε 

 

r. 2-4 deel 2

Dit zijn drie hoofdzinnen met de pv's: 

1. ἐμετίετο : zie aantekening voor betekenis + T8

ἐμετίετο: = ἐμεθίετο 

 

In welke tijd staat ἐμετίετο?

1. praesens
2. imperfectum
3. aoristus
4. perfectum

r. 2-4 deel 2

2. ἦν 

 

ἦν gaat hier met een:

1. ND
2. BwB
3. dativus

r. 2-4 deel 2

2. ἦν (aan hem is geen enkele = hij....)

 

r. 2-4 deel 2

3. ἔδεε = ἔδει 

 

In welke tijd staat ἔδεε?

1. praesens
2. imperfectum
3. aoristus
4. perfectum

ἔδεε +?

1. LV
2. inf
3. ACI
4. ptc

Welke vorm is ἀπολωλέναι van ἀπόλλυμαι?

1. nom mv v ptc aor
2. nom mv v ptc perf
3. inf aor
4. inf perf

r. 5-6

de pv is κατακρύπτει en het onderwerp ἐκείνη 

In welke tijd staat κατακρύπτει?

1. praesens
2. imperfectum
3. aoristus
4. perfectum

Naar wie verwijst ἐκείνη?

1. Gyges
2. Kandaules
3. de vrouw van Kandaules
4. een slaaf

Naar wie verwijst μιν?

1. Gyges
2. Kandaules
3. de vrouw van Kandaules
4. een slaaf

In welke naamval staat μιν?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

r.5-6

ἐγχειρίδιον: letterlijk dat wat in de hand past, hier wordt dolk bedoeld 

In welke naamval staat ἐγχειρίδιον?

1. nom
2. gen
3. dat
4. acc

In welke vorm staat δοῦσα?

1. 1e ev ind aor A
2. nom ev v ptc aor A
3. nom mv o ptc aor A
4. acc mv o ptc aor A

ὑπὸ τὴν αὐτὴν θύρην
Hoe moet je αὐτὴν hier vertalen?

1. haar
2. zelf
3. dezelfde
4. die

r.6-8

pv = ἔσχε

Van welk werkwoord komt ἔσχε?

In welke vorm staat ἔσχε?

1. imp ev prae A
2. imp ev aor A
3. 3e ev ind impf
4. 3e ev ind aor

r.6-8

καὶ τὴν γυναῖκα καὶ τὴν βασιληίην: polysyndeton 

(hij had en.... en ...)

...)

(...

r.6-8

Welke constructie is
ἀναπαυομένου Κανδαύλεω?

In welke tijd staat ἀναπαυομένου?

1. praesens
2. aoristus
3. perfectum
4. futurum

Welk voegwoord moet je dus gebruiken voor ἀναπαυομένου Κανδαύλεω?

r.6-8

ὑπ-εκ-δύ-ς: ptc. (stam-)aor. act. bij ὑπεκδύομαι,

(ind aor: ἕ-δυ-ν; ptc aor: δύ-ς, δύ-ντ-ος)

dit ptc is verbonden door καὶ met het ptc ἀποκτείνας 

In welke tijd staat ἀποκτείνας?

1. praesens
2. aoristus
3. perfectum
4. futurum

r.6-7

 ἀποκτείνας : dit is een pseudo-sigmatische aoristus

Welk voegwoord moet je dus gebruiken voor ὑπεκδύς en ἀποκτείνας?

Naar wie verwijst αὐτὸν?

1. Gyges
2. Kandaules
3. de vrouw van Kandaules
4. een slaaf

r.8-10

pv = ἐπεμνήσθη aor pass (deponens: passieve vorm, actieve betekenis) van ἐπι-μιμνῄσκ-ο-μαι.

ἐπεμνήσθη heeft geen LV, maar een aanvulling in de:

1. gen
2. dat
3. acc
4. abl

r.8-10

τοῦ: relatieve aansluiting (betr. vnw aan begin van een nieuwe zin; antecedent staat in vorige zin), Vertaal met een persoonlijk voornaamwoord. 

Naar wie of wat verwijst τοῦ?

1. Γύγης
2. Κανδαύλεω
3. τὴν γυναῖκα
4. τὴν βασιληίην

r.9-10

Van welk werkwoord komt γενόμενος ook alweer?

κατὰ τὸν αὐτὸν χρόνον
Hoe moet je αὐτὸν hier vertalen?

1. haar
2. zelf
3. dezelfde
4. die

In welke tijd staat γενόμενος?

1. praesens
2. aoristus
3. perfectum
4. futurum

Welk voegwoord moet je dus gebruiken voor ἀναπαυομένου Κανδαύλεω?