Lidwoord lw de, het, een
Bijvoeglijk naamwoord bn knap, geel, rood, gezellig, houten
Zelfstandig naamwoord zn mensen, dingen, dieren, plaatsen
Voorzetsel vz voor, met, aan, tijdens, achter
Werkwoord ww doe-woord: zingen, springen..
Telwoord tw twee, drie, miljoen, veel
eerste, zoveelste, meeste, derde