Introductie 'Rekenen met mol' boekje

Start rekenen met mol
1 / 29
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Start rekenen met mol

Slide 1 - Slide

Leerdoelen van vandaag
- Je weet wat de wetenschappelijke notatie is. 
- Je kan rekenen met de wetenschappelijke notatie en 
- Je kan rekenen aan eenheden.

Veel zal al basis zijn!

Slide 2 - Slide

De wetenschappelijke notatie
Je gebruikt hem bij 2 soorten getallen: 
… bij grote getallen 
… bij kleine getallen

Waarom is deze notatie er?
Overzichtelijker!                                    = … x 10… (een macht van 10)

Slide 3 - Slide

De wetenschappelijke notatie
Hoe ziet het er uit?
Getal x macht van 10exponent

Voorwaarde: getal tussen de 1 en 10
Voorbeeld 356  = 3,56 x 102

Slide 4 - Slide

Waar moet je op letten? 

Slide 5 - Slide

Oefenen kleine getallen
Bij getallen tussen 0 en 1 heb je een negatieve exponent
voorbeeld:  0,004    
wetenschappelijke notatie = 4 x 10-3 
tip: tel voor  de exponent het aantal nullen voor het 1e getal

Heb je meer uitleg nodig? Bekijk het filmpje op de volgende slide. Hoeft dat niet, ga dan direct door naar de checkvragen. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Is dit een juist wetenschappelijke notatie?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

Waar is sprake van wetenschappelijke notatie?
A
3810
B
30106
C
1510
D
3104

Slide 9 - Quiz

Noteer in wetenschappelijke notatie: 1480
A
1,480103
B
14,80102
C
0,148104
D
1,48103

Slide 10 - Quiz

Schrijf 568765000000 in de wetenschappelijke notatie
A
56,871011
B
568765107
C
5,71011
D
5,691012

Slide 11 - Quiz

Schrijf in de wetenschappelijke notatie
0,0000876
A
876105
B
8,76105
C
8,76105
D
876105

Slide 12 - Quiz

Metriek stelsel algemeen

Slide 13 - Slide

Oppervlakte eenheden omrekenen

Slide 14 - Slide

Gewichtseenheden omrekenen

Slide 15 - Slide

Omrekenen van eenheden
Kijk goed waar je staat en waar je heen wil. 
Dit onderwerp is niet onbekend voor je, maar de meeste leerlingen vinden het ook niet superleuk. Leer wel het rijtje uit je hoofd, dit is namelijk wel basis. !

Slide 16 - Slide

Omrekenen van eenheden
Hoeveel meter zit er in een hectometer?
A
10
B
20
C
100
D
200

Slide 17 - Quiz

4 m = ... dm
A
4
B
40
C
400
D
4000

Slide 18 - Quiz

4000 cm = ... dam
A
4 dam
B
40 dam
C
4000 dam
D
40000 dam

Slide 19 - Quiz

12 km² = ... hm²
A
1200 hm²
B
12 hm²
C
120 hm²
D
120.000 hm²

Slide 20 - Quiz

Aan de slag
Download het boekje 'Rekenen met mol ' van de ELO. 
Maak dan opdracht 1 t/m 3. Eerder klaar? Kijk alvast naar het vervolg!

Slide 21 - Slide

Wat zijn significante cijfers? 
Het aantal signifcante cijfrs geeft aan in hoeverre een meting nauwkeurig is. 

Dit is in de natuurkunde en de scheikunde zeer belangrijk, doordat je tijdens een practicum metingen maakt. 

Lees nu de tekst op pagina 4 en 5. 

Slide 22 - Slide

Regels voor significantie
  • De significantie van een waarde is het totaal aantal cijfers waaruit een getal bestaat. Het maakt NIET uit waar de komma staat! 
  • Nullen aan het begin tellen niet mee, nullen aan het eind wel.
  • Wanneer je met meerdere waardes rekent, bepaalt de waarde met de minste significantie de uiteindelijke significantie van het eindantwoord.
 
LET OP: de onderstreepte notaties zijn de logische keuze!


Voorbeelden van bepalen significantie
L = 12,5621 m is 6 significant.
R = 0,00030000 Ω is 5 significant (de 4 nullen nà 3 tellen mee)
e = 1,602 176 565·10-19 C is 10 significant

Voorbeelden van significantie notatie
380 in 2 significante cijfers kan zijn:
38·101 óf 3,8·102 óf 0,38·103 óf 0,038·104, etc etc
0,079 in 1 significant cijfer kan zijn: 
8·10-2 óf 0,8·10-1 óf 0,08

Slide 23 - Slide

Sleep de juiste getallen naar de juiste signficantie.
3
2
4
5
0,47
0,0230
106,00
25,4
1,36 x 10-2
0,1519
1,1111 x 102
0,5050

Slide 24 - Drag question

Rekenen aan significante cijfers
Aantekening!!
+ en - -> minst aantal decimalen
x en : -> minst aantal significante cijfers

Op pagina 6 nog een overzicht van deze regels. En op pagina  7 en 8 voorbeelden. 

Slide 25 - Slide


2,54 + 6,5 =
A
9,04
B
8,95
C
9,0
D
9,1

Slide 26 - Quiz

2,74 x 0,12 =
A
0,329
B
0,33
C
0,32
D
0,328

Slide 27 - Quiz

Leerdoelen van vandaag
- Je weet wat de wetenschappelijke notatie is. 
- Je kan rekenen met de wetenschappelijke notatie en 
- Je kan rekenen aan eenheden. 
- Je kan rekenen met significante cijfers
Veel zal al basis zijn!

Slide 28 - Slide

Heb je de leerdoelen behaald?
Ja
Nee
Deels, ....

Slide 29 - Poll