This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.
- werkwoorden = doe-woorden
- zegt wat iets of iemand doet of overkomt
- kan verschillende vormen hebben (kies-koos-gekozen)
-heel werkwoord= wij vorm in de TT. (staan- lopen
VOORZETSEL
Woord dat aangeeft
waar, wanneer of waarom
iets of iemand iets doet