week 3.7 Engels schrijven

English
week 40
writing and grammar
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

English
week 40
writing and grammar

Slide 1 - Slide

aims
after today's lesson
- you have used be able, be allowed, must and have to in a sentence

Slide 2 - Slide

previous lessons
kunnen, mogen, moeten, niet hoeven

Slide 3 - Slide

kunnen
what words/verbs can you use?

Slide 4 - Slide

kunnen
kunnen - can (I can swim)
kunnen - be able to (effort or surprise)
kon - could / was able to (in the past)
kon - was able to (single event in the past)

Slide 5 - Slide

mogen
what words / verbs can you use?

Slide 6 - Slide

mogen
mogen - could (question / polite)
mogen - can / be allowed to (rules and laws)
mochten - could / was allowed to (permission in past)
mochten / mogen - was or will be allowed to (single event)

Slide 7 - Slide

moeten / niet hoeven
what words / verbs can you use?

Slide 8 - Slide

moeten / niet hoeven
moeten - have to (rule or necessity)
moeten - must (rule by speaker)
moeten - should (advice)
niet hoeven - don't have to (no rule)

Slide 9 - Slide

practice - 10 minutes
maak een zin over:
- iets wat je kon toen je jong was
- geef een advies
- iets wat je nu kunt
- iets wat je ooit één keer mocht
- toestemming volgens regel of wet
- wat volgens een regel moet
- iets wat niet hoeft

Slide 10 - Slide

practice - check
maak een zin over:
- iets wat je kon toen je jong was (use was able to/could)
- geef een advies
- iets wat je nu kunt
- iets wat je ooit één keer mocht
- toestemming volgens regel of wet
- wat volgens een regel moet
- iets wat niet hoeft

Slide 11 - Slide

practice - check
maak een zin over:
- iets wat je kon toen je jong was (use was able to/could)
- geef een advies (use should, or must for really strong advice)
- iets wat je nu kunt
- iets wat je ooit één keer mocht
- toestemming volgens regel of wet
- wat volgens een regel moet
- iets wat niet hoeft

Slide 12 - Slide

practice - check
maak een zin over:
- iets wat je kon toen je jong was (use was able to/could)
- geef een advies (use should, or must for really strong advice)
- iets wat je nu kunt (use can)
- iets wat je ooit één keer mocht
- toestemming volgens regel of wet
- wat volgens een regel moet
- iets wat niet hoeft

Slide 13 - Slide

practice - check
maak een zin over:
- iets wat je kon toen je jong was (use was able to/could)
- geef een advies (use should, or must for really strong advice)
- iets wat je nu kunt (use can)
- iets wat je ooit één keer mocht (use was/were allowed to)
- toestemming volgens regel of wet
- wat volgens een regel moet
- iets wat niet hoeft

Slide 14 - Slide

practice - check
maak een zin over:
- iets wat je kon toen je jong was (use was able to/could)
- geef een advies (use should, or must for really strong advice)
- iets wat je nu kunt (use can)
- iets wat je ooit één keer mocht (use was/were allowed to)
- toestemming volgens regel of wet (use can or are allowed to)
- wat volgens een regel moet
- iets wat niet hoeft

Slide 15 - Slide

practice - check
maak een zin over:
- iets wat je kon toen je jong was (use was able to/could)
- geef een advies (use should, or must for really strong advice)
- iets wat je nu kunt (use can)
- iets wat je ooit één keer mocht (use was/were allowed to)
- toestemming volgens regel of wet (use can or are allowed to)
- wat volgens een regel moet (use have to)
- iets wat niet hoeft

Slide 16 - Slide

practice - check
maak een zin over:
- iets wat je kon toen je jong was (use was able to/could)
- geef een advies (use should, or must for really strong advice)
- iets wat je nu kunt (use can)
- iets wat je ooit één keer mocht (use was/were allowed to)
- toestemming volgens regel of wet (use can or are allowed to)
- wat volgens een regel moet (use have to)
- iets wat niet hoeft (use don't have to)

Slide 17 - Slide

practice
get your book, Can Do, deel A
Unit 3, opdracht 52 (p. 248)

Slide 18 - Slide

your answers

Slide 19 - Slide

questions?

Slide 20 - Slide