Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
timer
10:00
Wat gaan we doen vandaag?
10 minuten lezen
Nakijken huiswerk
Wat weet je al?
Uitleg lijdend voorwerp
Zelfstandig werken
Afsluiting
Slide 2 - Slide
Nakijken § 4 opdr. 1 en 3 p. 210-211
Slide 3 - Slide
§ 1 p. 205 Opdracht 4
We nemen opdracht 4 samen door.
p. 210
Opdracht 1
1 mooi
de mooie film
een mooie film
2 populair
de populaire vlogger
een populaire vlogger
3 mooi
het mooie paard
een mooi paard
4 populair
het populaire meisje
een populair meisje
5 mooi
de mooie boeken
mooie boeken
6 populair
de populaire ministers
populaire ministers
Slide 4 - Slide
Nakijken § 4 opdr. 1 en 3 p. 210-211
Opdracht 2
1 Kies: in het enkelvoud gebruik je bij een de-woord altijd de korte /lange vorm.
2 Kies: in het enkelvoud gebruik je bij een het-woord waar het voor staat, de korte / lange vorm.
3 Kies: in het enkelvoud gebruik je bij een het-woord waar een voor staat, de korte / lange vorm.
4 Kies: in het meervoud gebruik je altijd de korte /lange vorm.
Omdat we opdracht 1 hebben gemaakt, kunnen we ook gelijk samen opdracht 2 maken.
Slide 5 - Slide
Nakijken § 4 opdr. 1 en 3 p. 210-211
Opdracht 2
1 Kies: in het enkelvoud gebruik je bij een de-woord altijd de lange vorm.
2 Kies: in het enkelvoud gebruik je bij een het-woord waar het voor staat, de lange vorm.
3 Kies: in het enkelvoud gebruik je bij een het-woord waar een voor staat, de korte vorm.
4 Kies: in het meervoud gebruik je altijd de lange vorm.
Omdat we opdracht 1 hebben gemaakt, kunnen we ook gelijk opdracht 2 maken.
Slide 6 - Slide
§ 1 p. 205 Opdracht 4
We nemen opdracht 4 samen door.
p. 211
Slide 7 - Slide
Wat weet je nog?
Ontleed de volgende twee zinnen. Vind de pv, de zinsdelen, wg en ow. Bekijk daarna met je buur of jullie hetzelfde hebben.
Klaartje heeft in de tuin aardbeien geplukt.
Vorig jaar kreeg Chris veel spelletjes voor zijn verjaardag.
timer
2:00
Slide 8 - Slide
Wat weet je nog?
Wat weet je nog?
Klaartje | heeft |in de tuin| aardbeien | geplukt.
pv: heeft
wg: heeft geplukt
ow: Klaartje
Vorig jaar | kreeg | Chris | veel spelletjes | voor zijn verjaardag.
pv: kreeg
wg: kreeg
ow: Chris
Slide 9 - Slide
LESDOELEN:
Ik kan/weet...
- het lijdend voorwerp in een zin vinden
Slide 10 - Slide
Zinsdelen
Alle zinnen bevatten een persoonsvorm, een (werkwoordelijk) gezegde en een onderwerp.
Veel zinnen hebben ook een lijdend voorwerp. Met het lijdend voorwerp gebeurt iets, het 'ondergaat' wat in het gezegde staat.
Slide 11 - Slide
Lijdend voorwerp
Lijdend voorwerp (LV) komt voor in zinnen waarin iets/iemand iets 'overkomt' dus als het ware 'lijdt'.
Je vint het LV door de volgende vraag te stellen:
Wat/wie + PV + OW + andere werkwoorden?
Het antwoord op die vraag is het LV.
Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
Een lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel.
Dominic geeft een mooi cadeau aan Frédériqé.
De handeling is geven. Er wordt dus iets gegeven, namelijk een mooi cadeau. Dat mooie cadeau is dus het voorwerp (iets) dat de handeling ondergaat; dat pakje wordt weggegven.
PV = geeft
OW = Dominic (Wie geeft?)
WG = geeft (enige werkwoord)
LV = Wie/wat geeft Dominic? een mooi cadeau
Slide 12 - Slide
Stappenplan
Onderstreep de persoonsvorm.
Verdeel de zin in zinsdelen.
Selecteer het onderwerp (o), het gezegde (wg) en het lijdend voorwerp (lv)
Ik / heb / een auto / gekregen / van mijn ouders.
OW = Ik
WG = heb gekregen
LV = een auto
Slide 13 - Slide
LIJDEND VOORWERP
Tim | graaft | een kuil.
Tim | graaft | een kuil.
Wat graaft Tim? Tim graaft een kuil.
lijdend voorwerp = een kuil
voorbeeld 1
ow
wg
Slide 14 - Slide
LIJDEND VOORWERP
Een speler | roept | de grensrechter.
Een speler | roept | de grensrechter.
Wie roept een speler? De speler roept de grensrechter.
lijdend voorwerp = de grensrechter
voorbeeld 2
ow
wg
Slide 15 - Slide
LIJDEND VOORWERP
Elin | vertelt | een verhaal.
Elin | vertelt | een verhaal.
Wat vertelt Elin? Elin vertelt een verhaal.
lijdend voorwerp = een verhaal
voorbeeld 3
ow
wg
Slide 16 - Slide
Let op!
Een zinsdeel met een voorzetsel kan geen lijdend voorwerp zijn.
Slide 17 - Slide
a Tijdens zijn tweede zeereis laat de kapitein Sindbad per ongeluk achter op een onbewoond eiland. b Daar ontdekt hij het ei van de vogel Roc. c Als de vogel wegvliegt, bindt Sindbad zich vast aan een poot van het dier. d De vogel landt om een slang op te eten en Sindbad maakt zich snel los. e Hij bevindt zich in een rotskloof, waar het krioelt van de gigantische slangen. f Uiteraard is Sindbad bang.
g Na een tijdje ziet hij dat kooplui vanaf de rotswand stukken rauw vlees in de kloof gooien. h De stenen bodem ligt namelijk vol met waardevolle diamanten. i Die kleven aan het vlees en worden zo door adelaars mee naar boven genomen. j Daar jagen de kooplui de vogels met veel lawaaiangst aan. k Zo kunnen ze dediamanten bemachtigen zonder zelf in de slangenrijke kloof af te dalen. l Sindbad verzamelt diamanten en bindt zichzelf vast aan een groot stuk vlees, waarna hij wordt meegenomen door een adelaar. m Hij keert terug naar Bagdad met een fortuin aan diamanten.
Benoem de juiste woordsoort van de onderstreepte woorden. Kies uit: blw (bepaald lidwoord), olw (onbepaald lidwoord), czn (concreet zelfstandig naamwoord), azn (abstract zelfstandig naamwoord) , zn-e (zelfstandig naamwoord eigennaam), bn (bijvoeglijk naamwoord) of st.bn (stoffelijk bijvoeglijk naamwoord).
Slide 18 - Slide
Zelf oefenen
Cursus 5 - Grammatica §5 Lijdend voorwerp
Wat: Maak van § 5 opdr. 1 klassikaal, 2 en 3 individueel (blz. 212-214)
Hoe:Zelfstandig in je schrift.
Hulp:Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst:Geoefend met bijvoeglijk naamwoord
Klaar?
Lezen in je leesboek of ander huiswerk
timer
10:00
Slide 19 - Slide
a boeken lezen
b honden blaffen
c kusjes vragen
d liedjes zingen
e meisjes plagen
f molens malen
g torens bouwen
h wespen steken
Opdracht 1: Bekijk het rijtje hieronder. We willen deze in twee rijtjes verdelen. Hoe zouden we dit doen?
Slide 20 - Slide
b honden blaffen
e meisjes plagen
f molens malen
h wespen steken
a boeken lezen
c kusjes vragen
d liedjes zingen
g torens bouwen
Znw doen zelf iets
Znw ondergaan iets, wordt door andere gedaan
Slide 21 - Slide
LESDOELEN:
Ik kan/weet...
- het lijdend voorwerp in een zin vinden
Slide 22 - Slide
Fijne dag!
Ruim rustig op en blijf rustig zitten tot de bel gaat.