Brückenschlag

Wiederholung Klasse 2 (Brückenschlag)
Geslacht van zelfstandige naamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Onregelmatige werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Modale werkwoorden
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Wiederholung Klasse 2 (Brückenschlag)
Geslacht van zelfstandige naamwoorden
Bezittelijke voornaamwoorden
Onregelmatige werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Modale werkwoorden

Slide 1 - Slide

wat is het geslacht van Hotel?

Slide 2 - Open question

Wat is het geslacht van Opa?
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 3 - Open question

Wat is het geslacht van " Kuh"?
Vul in: der, die of das
timer
0:10

Slide 4 - Open question

Wat is het geslacht van ...?
.... Straßenhund

Slide 5 - Open question

Wat is het geslacht van ...?
.... Besuch

Slide 6 - Open question

Welk geslacht hebben "der" woorden?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 7 - Quiz

Welk geslacht hebben "die" woorden?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 8 - Quiz

Bezittelijk voornaamwoord
Kies het juiste antwoord.
mijn ... Vater
A
mein
B
meine

Slide 9 - Quiz

Wanneer krijg je achter het bezittelijk voornaamwoord een extra -e- ?
A
mannelijk
B
vrouwelijk
C
onzijdig
D
meervoud

Slide 10 - Quiz

vertaal het bezittelijk voornaamwoord

Das sind (onze) Eltern (mv)
A
ihr
B
unser
C
ihre
D
unsere

Slide 11 - Quiz

Du _______ nicht gut zugehört. (Präsens)
A
habst
B
hat
C
haben
D
hast

Slide 12 - Quiz

Ihr ..... aus Köln. (Präsens)
A
sind
B
seid
C
ist
D
sein

Slide 13 - Quiz

Präsens: antworten

Wer ...... auf diese schwierige Frage?
A
antworten
B
antwortet
C
antwortete
D
antwort

Slide 14 - Quiz

Wo habt ihr heute ....... (spielen)?

Slide 15 - Open question

Er ........ (hören) gerne Musik.

Slide 16 - Open question

Wir haben im Hotel ....... (übernachten).

Slide 17 - Open question

Vervoeg de modale werkwoorden.
(mögen) Er ........... seine Lehrerin nicht.

Slide 18 - Open question

Vervoeg de modale werkwoorden.
(dürfen) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 19 - Open question

Vervoeg de modale werkwoorden.
(können) Ihr ........... heute nicht ins Kino gehen.

Slide 20 - Open question

Vervoeg de modale werkwoorden.
(wissen) Du ........... noch nicht alles über mich.

Slide 21 - Open question


Wat is de ik-vorm van het modale werkwoord können?
A
kann
B
kannt
C
könn
D
könnt

Slide 22 - Quiz

Vul de juiste vorm in van het modale werkwoord.
(willen) ...... ihr auch ein Eis?
A
willt
B
wollt
C
willen
D
wollen

Slide 23 - Quiz

Hoe ging dit op een schaal van 1 (dramatisch) tot 10 (uitmuntend)

Slide 24 - Open question

Met deze stof
A
Heb ik moeite en wil ik klassikaal behandelen
B
Heb ik geen moeite en komt goed
C
Gaat het nu nog niet goed, maar moet ik meer eraan doen
D
Ga ik het liefst zelfstandig aan de slag

Slide 25 - Quiz