- Stukje van een zin
- Elke zin kan je verdelen in zinsdelen
- Een zinsdeel kan uit meerdere woorden bestaan
- Je kan de volgorde veranderen maar de woorden van 1 zinsdeel moeten dan bij elkaar blijven
Anna zaait de boontjes in haar moestuin.
Anna / zaait / de boontjes / in haar moestuin.
Anna zaait in haar moestuin de boontjes.
De boontjes zaait Anna in haar moestuin.
In haar moestuin zaait Anna de boontjes.
Zaait Anna in haar moestuin de boontjes?