Letterlijk en figuurlijk

Zet je tas tegen de muur en pak je spullen. 

§ 6: Letterlijk en figuurlijk taalgebruik 
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Zet je tas tegen de muur en pak je spullen. 

§ 6: Letterlijk en figuurlijk taalgebruik 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Dat kan hij wel op zijn buik schrijven

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

LESDOELEN
  • Ik kan uitleggen wat figuurlijk taalgebruik betekent
  • Ik kan uitleggen wat letterlijk taalgebruik betekent.
  • Ik kan zeggen of een zin letterlijk of figuurlijk taalgebruik is.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Figuurlijk

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Letterlijk

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Figuurlijk

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Letterlijk

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Figuurlijk

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Figuurlijk

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Opdracht
  1. Maak met je tafelgroepje opdracht 1 op blz. 100
  2. Filmpje kijken en opdracht 2 maken
  3. HW: opdracht 2 blz. 33 en opdracht 33 blz. 101
timer
10:00

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

LESDOELEN
  • Ik kan uitleggen wat figuurlijk taalgebruik betekent
  • Ik kan uitleggen wat letterlijk taalgebruik betekent.
  • Ik kan zeggen of een zin letterlijk of figuurlijk taalgebruik is.

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Nederlands 
leesvaardigheid periode 2

Letterlijk en figuurlijk taalgebruik 

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

timer
10:00

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Aan de slag
  1. Schrijf de spreekwoorden op de juiste plek op het werkblad.
  2. Zachtjes overleggen mag.
  3. Teken niet op de blaadjes.
  4. Ben je al klaar? Laat het aan de docent zien. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

LESDOELEN
  • Ik kan uitleggen wat figuurlijk taalgebruik betekent
  • Ik kan uitleggen wat letterlijk taalgebruik betekent.
  • Ik kan zeggen of een zin letterlijk of figuurlijk taalgebruik is.

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Leg in je eigen woorden uit wat het verschil is tussen figuurlijk en letterlijk taalgebruik.

Slide 30 - Open question

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Vul het juiste woord in:
Hij werkt zo hard als een ____________
A
leeuw
B
paard
C
olifant
D
beer

Slide 32 - Quiz

Betekent: ik ben er kapot van 
Vul het juiste woord in:
Zij is zo sterk als een ____________
A
leeuw
B
paard
C
olifant
D
beer

Slide 33 - Quiz

Betekent: ik ben er kapot van 
Vul het juiste woord in:
____________ bijten niet.
A
miauwende katten
B
vliegende vogels
C
blaffende honden
D
piepende muizen

Slide 34 - Quiz

Betekent: ik ben er kapot van 
Wat is een kenmerk van spreekwoorden?
A
De betekenis staat niet in een woordenboek.
B
Er staat altijd een zelfstandig naamwoord in.
C
Het zijn vaste zinnen die je niet kunt veranderen.
D
Er komt altijd een mens of dier in voor.

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Doen: lees de stappen hieronder

Stap 1: 
Ga naar deze website: www.spreekwoorden.nl/themas
Stap 2:
Kies 3 spreekwoorden uit die jij interessant/grappig/ boeiend vindt. Je schrijft die op EN je schrijft erachter wat ze betekenen.

Schrijf de spreekwoorden op in Classroom. Niet af? = Huiswerk :)
Je moet de spreekwoorden kunnen tekenen en begrijpen.
timer
15:00

Slide 36 - Slide

This item has no instructions