H6.2 & 6.3

H6.2
De uitkomsten van de markt?
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H6.2
De uitkomsten van de markt?

Slide 1 - Slide

Welvaart
Schaarse goederen = goederen die beschikbaar zijn, maar niet gratis. (zijn productiemiddelen gebruikt om te maken)

Vrije goederen = gratis (lucht, zeewater)

Welvaart = De mate waarin mensen in staat zijn om hun behoeften aan schaarse goederen te bevredigen. (dat is dus persoonlijk)

Stijging welvaart = als mensen meer schaarse goederen kunnen kopen (behoeften > middelen).

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

externe effecten, overheidsingrijpen
Extern effect: 
gevolg van productie en 
consumptie waar NIET voor
is betaald!

Negatieve externe effecten &  
positieve externe effecten

Slide 4 - Slide

Overheidsingrijpen
Overheid probeert negatieve externe effecten te beperken door belastingen te heffen door bijvoorbeeld

Accijnzen (= belasting) heffen op bijvoorbeeld alcohol, benzine --> De gebruiker betaalt.
Overheid gebruikt dit geld om de negatieve gevolgen van bv autorijden te bestrijden.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

H6.3
De overheid, bemoeizuchtig?

Slide 7 - Slide

Collectieve sector:
- streeft niet naar winst
- moet wel uitkomen 
met haar geld dus... 
begroting maken!!

Particuliere sector:
- streven naar winst
- bedrijven/burgers
- marktwerking
Collectieve sector
Overheid
Rijksoverheid
Lagere overheden
Provincie
Gemeente
Waterschappen
Sociale fondsen

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

Accijns & subsidie
Accijns:
Extra belasting op tabakswaren, olie en alcohol.
Doel: Minderen van de consumptie.

Subsidie:
Extra tegemoetkoming op sommige producten en diensten.
Doel: Laten toenemen van de consumptie.

Slide 16 - Slide


Waarom zorgt de overheid voor collectieve goederen?
- apart betalen niet mogelijk 
   (bijv. dijken)
- kwaliteit bewaken (bijv. onderwijs)
- betaalbaar blijven voor alle burgers   (bijv. gezondheidszorg, politie)
Collectieve goederen

Slide 17 - Slide

Belasting op inkomen winst en vermogen
In Nederland betalen mensen met een hoog inkomen in verhouding meer belasting dan mensen met een laag inkomen 
(= draagkrachtbeginsel). 

Vlaktax = iedereen betaalt hetzelfde percentage aan belasting (sommige politici zijn hier voorstander van).

Mensen die niet in hun levensonderhoud kunnen voorzien krijgen een uitkering.

Slide 18 - Slide

Draagkrachtbeginsel:

wie een hoog inkomen heeft kan en moet dan ook meer belasting betalen.

Een directeur betaalt meer belasting dan een vuilnisman.
Profijtbeginsel:

wie ergens gebruik van maakt, dus profiteert moet hier ook voor betalen.

B.v. wegenbelasting voor de automobilisten.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Wat is GEEN taak van de gemeente?
A
Riolering
B
Recreatiegebieden
C
Sportparken
D
Ouderenzorg

Slide 21 - Quiz

Wie gaat er over verbreding van de A2 tussen Utrecht en Amsterdam?
A
Provincie Noord-Holland
B
Provincie Utrecht
C
Gemeente Utrecht
D
Het Rijk

Slide 22 - Quiz

De overheid is overbodig.
A
eens
B
oneens

Slide 23 - Quiz

Een ambtenaar is ...
A
iemand die met zijn handen werkt.
B
iemand die in de Tweede Kamer werkt.
C
iemand die voor de overheid werkt.
D
iemand die een ambt vervuld.

Slide 24 - Quiz

De overheid bestaat uit het rijk en de provincies, juist of onjuist?
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Wat zijn subsidies?
A
Vernieuwingen van producten.
B
Financiële bijdragen van overheid.
C
Financiëlen bijdrage van bedrijven.
D
Extra belastingen op producten.

Slide 26 - Quiz

Wat wil de overheid bereiken met subsidies?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Minder innovatie.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 27 - Quiz

Waarop heft de overheid accijns?
A
Benzine, chocola, kleding.
B
Sigaretten, vlees, kleding.
C
Alcohol, sigaretten, benzine.
D
Alcohol, medicijnen, benzine.

Slide 28 - Quiz

Waarop zit geen accijns?
A
alcohol
B
brandstof
C
tabak
D
tijdschriften

Slide 29 - Quiz

Wat wil de overheid bereiken met accijnzen?
A
Dat consumenten meer gebruik gaan maken van bepaalde producten.
B
Dat het milieu verbetert.
C
Dat consumenten minder gebruik gaan maken van bepaalde producten.
D
Dat de overheid een extra inkomstenbron heeft.

Slide 30 - Quiz

Koppel de juiste woorden aan de zinnen.
De overheid heeft invloed op ons gedrag door:
postief gedag met ... te stimuleren.
in het algemeen ... te geven.
ongewenst gedrag met ... af te remmen.
ongewenst gedrag te ...
extra belastingen en heffingen
voorlichting
verbieden
subsidie

Slide 31 - Drag question

Een andere naam voor de rijksoverheid is..
A
overheid
B
lagere overheid
C
centrale overheid

Slide 32 - Quiz