Basiscursus Nederlands

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Basiscursus Nederlands
Docent: Hermenke Bexkens
Lesdag: donderdag 9:30 tot 11:00 of donderdag 11:30 tot 12:00.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je jezelf voorstellen, iets over jezelf schrijven en een kort gesprekje voeren.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al in het Nederlands?
Welke woorden ken je al?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wat wil je nog graag leren?
(What would you like to learn?)

Slide 5 - Mind map

This item has no instructions

Introductie

 Ik heet …..  Mijn naam is...                     Hoe heet jij? Wat is je naam?
 Ik ben …..                                                       Wie ben jij?
 Ik kom uit ……                                               Waar kom jij vandaan?
 Ik woon in ……                                              Waar woon jij?
 Ik ben …. (jaar oud)                                   Hoe oud ben jij?

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Nu jij...
Stel de vragen aan je buurman/ buurvrouw en wissel om. 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Welke begroetingen heb je gehoord?

Slide 9 - Mind map

This item has no instructions

Begroetingen
Goedemorgen (Good morning)
Goedemiddag (Good afternoon)
Goede avond (Good evening)
Goede nacht (Good night)
Hoi
Hallo


Slide 10 - Slide

This item has no instructions

En als je weggaat...
Tot ziens!
Daag!
Hoiie!
Doei!
Tot gauw!
Welterusten (als je naar bed gaat)!
Welke woorden ken je nog meer?

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 13 - Link

This item has no instructions

Welk woord betekent 'she' in het Nederlands?
A
Zij
B
Jij
C
Wij
D
Hij

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de juiste vertaling van 'we' in het Nederlands?
A
Wij
B
Hij
C
Zij
D
Jij

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoe vertaal je 'he' naar het Nederlands?
A
Jij
B
Hij
C
Zij
D
Wij

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de vertaling van 'I' in het Nederlands?
A
Mij
B
Ik
C
Hij
D
Jij

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de vertaling van 'they' in het Nederlands?
A
ik
B
jullie
C
zij
D
wij

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Het Werkwoord
Persoon :     werkwoordsvorm:
Ik :                   stam                                                                             wij :          stam + en (hele werkwoord)
Jij(Je)/ u :     stam + t                                                                       jullie :      stam + en (hele werkwoord)
Zij/ hij :          stam + t                                                                       zij (mv) : stam + en (hele werkwoord)


De stam van een werkwoord is het werkwoord zonder –en:
Werkwoord : luisteren                          stam: luister
                         : denken                             stam: denk
                         : kijken                                stam: kijk

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Het werkwoord
Kijken                                                            huilen 



Rijden                                                            denken  

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Rijden.

Ik ...
A
rijd
B
rijden
C
rijdt
D
rijdd

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Huilen

Jij
A
huilen
B
huil
C
huilt
D
huile

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Kijken

Zij (she)...
A
kijken
B
kijkt
C
kijk
D
kijke

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Luisteren

Wij ...
A
luister
B
luistert
C
luisteren
D
luist

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Oefening (exercise):
Vervoeg de werkwoorden werken, zeggen en luisteren
Ik ...
Jij ...
Hij/ zij/ het ...
U ...
Wij ...
Jullie ...
Zij (mv). ...

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Mijn familie
Mijn naam is Stella en ik ben zestien jaar oud. Ik woon samen met mijn ouders en broer in Rotterdam. Mijn vader heet Jan en is veertig jaar oud. Mijn moeder heet Estelle en is achtendertig jaar oud. Zij zijn samen al meer dan tien jaar getrouwd.
Mijn broertje heet Robin, hij is vijftien jaar oud. Hij heeft lang, bruin haar en blauwe ogen. Hij lijkt veel op mij.
Ik heb een grote familie. Mijn vader heeft twee broers, dat zijn mijn ooms. Zij heten Robert en Michael. Michael is erg grappig, hij heeft bruine ogen. Robert heeft groene ogen.
Wij hebben ook een hond. Onze hond heet Becky. Becky is drie jaar oud. Becky is enorm lief en vindt het leuk om buiten te spelen. 




Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Hoe heet het broertje van Stella?
A
Robert
B
Robin
C
Becky
D
Michael

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Wie is Becky?
A
De kat
B
De moeder
C
De vader
D
De hond

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Hoeveel broers heeft de vader van Stella?
A
1
B
2
C
3
D
geen

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

Welke kleur ogen heeft Michael?
A
groen
B
blauw
C
bruin
D
grijs

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Schrijfoefening
Schrijf nu een kort verhaal over jezelf.
Ik heet... en ik woon in...
Ik ben .... jaar 
Etc.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 32 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 33 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 34 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Luisteroefening
Luister naar een korte dialoog en beantwoord de vragen.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Vragen beantwoorden
Ja (Yes), Nee (No)

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Grammatica: Lidwoorden
De (the), Een (a/an)

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

De tijd
Hoe laat is het? (What time is it?)

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Woordenschat: Logistieke termen
Vrachtwagen (truck), Levering (delivery)

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Spreekvaardigheidsoefening
Voer een gesprekje in het Nederlands met een medestudent.

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Evaluatie
Vul de evaluatieformulieren in.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions