1.5 Woorden les 2, 3 en 4

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00
1 / 69
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 69 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Programma
Wat gaan we doen?:
1. Wat gaan we doen?: verder met 1.5 woorden. Toets is volgende week
2. Klassikaal aan de slag met Talent 1.5
3.  Individueel en in duo's aan de slag met de woordenlijst: betekenisvolle zinnen maken. 
4. Woordtrainer
5. Afsluiten van de les  en huiswerk
Lesdoelen. Aan het einde van de les:
- Weet je wat voorvoegsels zijn en kun je hiermee woorden maken
- Heb je kennis gemaakt met 25 nieuwe woorden (paragraaf 1.5 woorden)

Slide 2 - Slide

Voorvoegsels
normaal 

abnormaal

verschil?

Slide 3 - Slide

Pak je schrift en pen
Beantwoord de volgende 2 vragen. Schrijf het op:

1. Schrijf op wat er gebeurt met het woord als je er een voorvoegsel voorzet. Denk aan het voorbeeld: normaal, abnormaal.
2. Bedenk zelf 2 woorden met een voorvoegsel. Probeer een woord te bedenken wat we nog niet klassikaal besproken hebben. 

Je hebt 3 minuten. Ik wijs iemand aan om het antwoord te geven

timer
3:00

Slide 4 - Slide

Voorvoegsel
Voorvoegsels: : on-, in-, her-, ver-, op-, af-, super- ........

Een voorvoegsel bestaat (meestal) niet als apart woord. Vaak heeft het een betekenis:

on- = niet               mis- = verkeerd
her- = opnieuw      anti- = tegen
inter- = tussen       a-/ab- = niet

Door naar het voorvoegsel te kijken kun je de betekenis van een moeilijk woord beter achterhalen. 

Slide 5 - Slide

Maak opdracht 15 over voorvoegsels  (blz 58)
Hoe: alleen
Tijd:  3 minuten
Klaar?: neem de woordenlijst op blz 50 alvast goed door en zet een kruisje in de kolom welk woord je nog niet kent (zie opdracht 2)
Klassikaal nabespreken
timer
3:00

Slide 6 - Slide

Woordenlijst (blz 50)
Maak opdracht 2 (blz 49): 
Neem de woordenlijst door en zet in de kolom een kruisje bij de woorden die je nog lastig vindt.

Tijd: 3 minuten
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Hoe maak je betekenisvolle zinnen 

Een betekenisvolle zin maak je met een samengestelde zin:
Twee zinnen gescheiden door een komma. Eerste zin het woord, tweede zin de uitleg van de betekenis. Je mag het woord vervoegen.

Bijvoorbeeld: 
Woord = veel tijd in beslag nemen
Het huiswerk voor wiskunde neemt erg veel tijd in beslag, ik ben er al de hele week mee bezig.






Slide 8 - Slide

Betekenisvolle zinnen maken met de woordenlijst
Opdracht individueel (15 minuten):

Wat?: Maak  van de eerste  13  woorden uit de woordenlijst een goede 
betekenisvolle zin. 
Klaar? ga verder met de volgende woorden uit de lijst.




timer
15:00
Open het bestandje woordenlijst 1.5 (Teams M2A-Ne-VMR)

Dit bestand eerst downloaden en onder een andere naam opslaan op je eigen laptop: OneDrive/leerjaar2/Nederlands (maak een mapje Nederlands aan, als je dit nog niet hebt)


Slide 9 - Slide

Woordtrainer


Ga naar Talent online 1.5
Oefen met woordtrainer de woordjes van 1.5
timer
8:00

Slide 10 - Slide

Afsluiten van de les en huiswerk

Huiswerk: 
Leer de tweede helft van de woordenlijst 1.5 en herhaal de eerste helft.

Leer de betekenis en andersom!

Zorg dat je van de eerste 13 woorden een betekenisvolle zin hebt gemaakt.



Slide 11 - Slide

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 12 - Slide

Programma
Wat gaan we doen?:
1. Wat gaan we doen?: verder met 1.5 woorden. Toets is donderdag. Woensdag is herhaling/afmaken opdrachten
2. Zelfstandig aan de slag met het maken van betekenisvolle zinnen: tweede helft formulier afmaken. Niet af?: huiswerk voor woensdag.
3. Opdrachten in Talent
4. Woordtrainer
5. Afsluiten van de les  en huiswerk

Slide 13 - Slide

Hoe maak je betekenisvolle zinnen 

Een betekenisvolle zin maak je met een samengestelde zin:
Twee zinnen gescheiden door een komma. Eerste zin het woord, tweede zin de uitleg van de betekenis. Je mag het woord vervoegen.

Bijvoorbeeld: 
Woord = iets bevestigen
Mijn moeder heeft aan school bevestigd dat ik naar de tandarts moet, nu  weet mijn mentor dat ik weg mag uit de les. 

Het meisje is een amateur in korfbal, ze neemt het niet echt serieus.






Slide 14 - Slide

Klassikaal betekenisvolle zinnen oefenen
woord: de instructie
woord: resterend

Slide 15 - Slide

Klassikaal betekenisvolle zinnen oefenen
De docent gaf een duidelijke instructie, nu weet ik hoe ik mijn opdracht moet aanpakken.

Na afloop van het etentje hebben we het resterende eten in de koelkast bewaard, nu hebben we morgen ook nog eten.



Slide 16 - Slide

Betekenisvolle zinnen maken met de woordenlijst
Opdracht individueel (15 minuten):

Wat: Maak de onderste 12 woorden uit de woordenlijst een goede 
betekenisvolle zin. 
Hoe: ZS (zelfstandig, Stil)
Klaar? Loop al je zinnen nog eens goed na. Zijn ze echt betekenisvol: kan ik uit de zin afleiden wat het woord betekent?
Klaar?: woordtrainer of leesboek




timer
15:00

Slide 17 - Slide

Woordtrainer

Ga naar Talent online 1.5
Oefen met woordtrainer de woordjes van 1.5

Of: oefen met je woordkaartjes als je hiervoor hebt gekozen
timer
10:00

Slide 18 - Slide

Huiswerk
Huiswerk voor woensdag: 
  • Leer de onderste helft (de laatste twaalf woorden) van de woordenlijst 1.5. En herhaal de bovenste helft van de woordenlijst. Gebruik woordtrainer.
  • Zorg dat je van alle 25 woorden een betekenisvolle zin heb en zorg dat dit op 1 document onder elkaar staat.




Slide 19 - Slide

Afspraken:
  • Je zit op je vaste plek.
  • Op je tafel ligt je leesboek, werkboek, laptop, schrift en etui.
  • Je telefoon is uit en zit in de kluis. Je tas staat netjes op het rek.
  • Je laptop is dicht (geluid uit) en gaat pas open als de docent het vraagt.
Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie luister je naar de docent.
  • Tijdens het samenwerken overleg je op normale praattoon.
  • Je steekt je hand op voor vragen.







In stilte lezen in je leesboek
timer
10:00

Slide 20 - Slide

Programma  

Wat gaan we doen?: 
  • Maken laatste opdrachten in Talent 1.5.
  • Kort herhalen lesstof 1.5, 
  • Zelfstandig aan de slag met het oefenen voor de toets.
  • Oefenen met de woorden uit de woordenlijst (quiz)





Slide 21 - Slide

Maak opdracht 10, 12, 13a+b van 1.5 Woorden
Hoe: klassikaal en alleen
Tijd:  10 minuten
Klaar?: maak 8+9


timer
10:00

Slide 22 - Slide

Waar gaat de toets 1.5 Woorden ook alweer over? 

  • 25 woorden waarvan je de betekenis moet kennen
  • en waar je betekenisvolle zinnen mee kan maken
  • Voorvoegsels herkennen. Begrijpen hoe voorvoegsels de betekenis van een woord kunnen veranderen.


Slide 23 - Slide

Hoe voorbereiden voor toets?
  • Leer de betekenis van de 25 woorden die op de woordenlijst 1.5 staan. 
  • Oefen ook de betekenisvolle zinnen die je hebt gemaakt bij deze woorden (Zie je eigen bestand met al gemaakte betekenisvolle zinnen).
  • Herkennen van voorvoegsels en leren wat (sommige) voorvoegsels betekenen.
  • Neem de opdrachten door die je moest maken in Talent. Maak evt nog opdrachten die je nog niet hebt gedaan (zie studiewijzer)




Slide 24 - Slide

Wat ga je nu doen?
Maak een keuze en ga aan de slag. Klaar? volgende onderdeel: 
  1. Ga verder of oefen met het maken van betekenisvolle zinnen met de woordenlijst. Neem de zinnen uit je bestand goed door, verbeter ze indien nodig. Dit zijn goede voorbeelden voor bij de toets!
  2. Oefen met Woordtrainer Talent + Test jezelf 
  3. Maak de opdrachten uit Talent 1.5 + leer de leerteksten uit Talent 1.5
  4. Leer de betekenis mbv de woordenlijst (Magister/studiewijzer Nederlands of Talent online).
Hoe? Alleen, in stilte
Hoe lang? 15 minuten
Vragen?: Steek je hand op en ik loop langs


timer
15:00

Slide 25 - Slide

vragen?

Slide 26 - Slide

oefenen woorden woordenlijst


Je ziet steeds een aantal woorden en de betekenis(sen). Bekijk deze slides heel goed. Daarna volgt steeds een oefening.

Slide 27 - Slide


achterhalen  

te weten komen
=

Slide 28 - Slide


afgeleid  

1. ontstaan uit een ander woord
2. de aandacht op iets anders gericht
=

Slide 29 - Slide


flexibel  

buigzaam, past zich makkelijk aan
=

Slide 30 - Slide


fotoshoppen / photoshoppen
  

bewerken van een digitale foto op de computer
=

Slide 31 - Slide


het gadget
  

hebbeding,   grappig voorwerp zonder veel waarde
=

Slide 32 - Slide

fotoshoppen / 
photoshoppen
afgeleid
het gadget
achterhalen
flexibel
hebbeding
buigzaam
te weten komen
de aandacht op iets anders vestigen
bewerken van een digitale foto op de computer

Slide 33 - Drag question

woordenlijst
De volgende vijf woorden. 

Slide 34 - Slide


de gegevens  

 verzamelde informatie
=

Slide 35 - Slide


de helpdesk  

telefonische hulp bij technische problemen
=

Slide 36 - Slide


interactief  

op elkaar kunnen reageren
=

Slide 37 - Slide


inzicht krijgen in  

begrijpen hoe iets in elkaar zit
=

Slide 38 - Slide


levensgroot  

heel erg groot
=

Slide 39 - Slide

Wat is de betekenis van
inzicht krijgen in
A
op elkaar kunnen reageren
B
verzamelde informatie
C
telefonische hulp bij technische problemen
D
begrijpen hoe iets in elkaar zit

Slide 40 - Quiz

Maak een betekenisvolle zin met:
levensgroot

Slide 41 - Open question

Wat is de betekenis van
interactief
A
op elkaar kunnen reageren
B
verzamelde informatie
C
telefonische hulp bij technische problemen
D
begrijpen hoe iets in elkaar zit

Slide 42 - Quiz

woordenlijst
De volgende vijf woorden. 

Slide 43 - Slide


massaal  

met heel veel tegelijk
=

Slide 44 - Slide


de media  

middelen om informatie aan anderen door te geven, bijvoorbeeld radio, tv, kranten, internet
=

Slide 45 - Slide


het misverstand  

vergissing doordat je elkaar niet begrijpt
=

Slide 46 - Slide


de monitor  

 het beeld-scherm
=

Slide 47 - Slide


de ondernemer  

  iemand met een eigen bedrijf

Slide 48 - Slide

Noem een voorbeeld van
de media

Slide 49 - Open question

Slide 50 - Slide

welk woord hoort bij de foto op de vorige slide?

Slide 51 - Mind map

Maak een zin met het volgende woord...het misverstand

Slide 52 - Open question

woordenlijst
We gaan door met de volgende vijf woorden. 

Slide 53 - Slide


online  

verbonden met internet
=

Slide 54 - Slide


opbiechten 

vertellen dat je iets slechts hebt gedaan
=

Slide 55 - Slide


registreren  

vastleggen, onthouden
=

Slide 56 - Slide


de slaapstand  

sluimerstand, de computer niet helemaal uitzetten
=

Slide 57 - Slide


de sociale media  

websites die mensen  kunnen gebruiken om informatie aan elkaar door te geven
=

Slide 58 - Slide


Als je iets registreert, dan

Slide 59 - Open question


Wat is het tegenovergestelde van online?

Slide 60 - Open question

Welke uitleg hoort bij
opbiechten
A
vertellen dat je iets goeds hebt gedaan
B
vertellen dat je iets slechts hebt gedaan

Slide 61 - Quiz

woordenlijst
We gaan door met de volgende vijf woorden. 

Slide 62 - Slide


universele 

over de hele wereld hetzelfde
=

Slide 63 - Slide


veel tijd in beslag nemen  

veel tijd en aandacht opeisen
=

Slide 64 - Slide


virtueel 
wat alleen digitaal bestaat
=

Slide 65 - Slide


voorlopig

tijdelijk
=

Slide 66 - Slide


wijzigen  

veranderen
=

Slide 67 - Slide

universele
veel tijd in beslag nemen
virtueel
voorlopig
wijzigen
tijdelijk
wat alleen digitaal bestaat
veel tijd en aandacht opeisen
veranderen
over de hele wereld hetzelfde

Slide 68 - Drag question

Leesopdracht: 3 vragen voor tijdens het lezen
Nodig: papier en pen

1. Noteer drie dingen die je over de hoofdpersoon weet.

2. Waar speelt het verhaal zich af? Op 1 plek of op verschillende plekken? 

3. Is de plaats waar het verhaal zich afspeelt van belang voor het verhaal? 

Klassikaal nabespreken

Slide 69 - Slide