- persoonlijke voornaamwoorden (pers.vnw)
- bezittelijke voornaamwoorden (bez.vnw)
- aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw)
- betrekkelijke voornaamwoorden (betr.vnw)
- bijwoorden (bw)
Je gebruikt verwijswoorden om te veel herhaling van zelfstandig naamwoorden (zoals namen) te voorkomen.