Les 5 theorie tekstverband met verwijs- en signaalwoorden

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* theorie schrijfdossier
* feedback opdracht 1
* start opdracht 2


Lesdoel

Aan het eind van de 
les:
* kan ik verbanden aanbrengen in mijn teksten door middel van verwijswoorden en signaalwoorden.

timer
10:00
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning

* stillezen in je leesboek
* theorie schrijfdossier
* feedback opdracht 1
* start opdracht 2


Lesdoel

Aan het eind van de 
les:
* kan ik verbanden aanbrengen in mijn teksten door middel van verwijswoorden en signaalwoorden.

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige week
Schrijf twee synoniemen op voor het woord 'school'.
timer
0:30

Slide 2 - Slide

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Tommy de kater is bang voor Speedy de vogel.

De woordvolgorde van deze zin is...

1. OPA
2. APO
3. PA
4. OAP

Slide 3 - Slide

Vul aan...
Maak de zin langer door zinsdelen toe te voegen.

Tommy is bang voor Speedy...
timer
0:30

Slide 4 - Slide

Steek het aantal vingers op dat correspondeert met het juiste antwoord.
Gisteren wilde ik de hele dag films kijken.

De woordvolgorde van deze zin is...
1. OPA
2. APO
3. PA
4. OAP


Slide 5 - Slide

Vul aan...
Maak de zin langer door zinsdelen toe te voegen.

Gisteren wilde ik de hele dag films kijken...
timer
0:30

Slide 6 - Slide

Tekstverbanden
brengen samenhang tussen zinnen en in een tekst.

Slide 7 - Slide

Elke tekst wordt beter en prettiger leesbaar als je varieert in je taalgebruik. 

Slide 8 - Slide

Verwijswoorden
- persoonlijke voornaamwoorden (pers.vnw)
- bezittelijke voornaamwoorden (bez.vnw)
- aanwijzende voornaamwoorden (aanw.vnw)
- betrekkelijke voornaamwoorden (betr.vnw)
- bijwoorden (bw)

Je gebruikt verwijswoorden om te veel herhaling van zelfstandig naamwoorden (zoals namen) te voorkomen.

Slide 9 - Slide

Signaalwoorden
Je gebruikt signaalwoorden om jouw gedachtegang / bedoeling duidelijk te maken. 

Dus = conclusie
Maar = tegenstelling
Eerst = tijd / volgorde aangeven

Slide 10 - Slide

Opdracht
  1. Je geeft feedback aan een klasgenoot op de tekst van opdracht 1.
  2. Je krijgt feedback van een klasgenoot op jouw tekst van opdracht 1.
  3. Je past, indien nodig jouw tekst aan o.b.v. de gekregen feedback.


timer
5:00

Slide 11 - Slide

Opdracht 2
Start met opdracht 2, E-mail schrijven. Gebruik hiervoor de theorie van het opdrachtenboekje en van je HB blz. 74-75. 

Denk ook aan de conventies van een e-mail. 

Slide 12 - Slide