1.8 spelling aanhalingstekens en leestekens, deel 1

Lezen
timer
10:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lezen
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Leerdoelen


Ik kan op de juiste manier leestekens gebruiken
Ik weet wanneer ik aanhalingstekens moet gebruiken
Ik kan de 20 dicteewoorden goed schrijven.

Slide 2 - Slide

groepjes maken
Hoe ging opdracht 2 ?
geef aan in welke groep je wilt
*       ik heb weinig hulp nodig, ik snap het meeste wel
**     ik snap een deel wel en een deel nog niet zo goed, ik kan af            en toe hulp gebruiken
***   ik vind het nog lastig, ik kan veel hulp gebruiken

Slide 3 - Slide

hoe gaat deze les? leestekens,aanhalingstekens
*      je kunt aan de slag met opdracht 2,3,4,5,6,
7, 8,                                       11,12,13,15,16,1,16,b,16,c, 16,d en 18c van 1.8, overhoor jezelf                 1.8,     test jezelf 1.8, versterk jezelf 1.8, oefenen van                            dicteewoorden
**    sluit aan bij het deel dat je lastig vindt, verder kun je met de           opdrachten verder (zie * ster)
***  we gaan samen de theorie bekijken en oefenen


Slide 4 - Slide

leestekens

Slide 5 - Mind map

punt .
de punt zet je aan het eind van een gewone zin


voorbeeld:
We beginnen vandaag met de kookles.

Slide 6 - Slide

vraagteken ?
 dat zet je aan het eind van een vraagzin


 voorbeeld:
Heeft iedereen de uitleg begrepen?

Slide 7 - Slide

uitroepteken !
 dat zet je na een uitroep


voorbeeld:
Doe voorzichtig met dat scherpe mes!

Slide 8 - Slide

komma 
Een komma gebruik je bij:

1 bij een opsomming
2 als je iemand aanspreekt
3 tussen twee persoonsvormen
4 voor
voegwoorden zoals want, maar, omdat

Slide 9 - Slide

voorbeelden:
1 Meng de komkommer met de sla, de tomaten, de uitjes en de       dressing.
2 Rachida, kun je mij het bestek aangeven?
3 Als je klaar bent, mag je het gerecht opeten.
4 Het gerecht was heerlijk, want ik had het zelf gemaakt

Slide 10 - Slide

aanhalingstekens

Slide 11 - Mind map

aanhalingstekens
1. Als je een gesprek opschrijft zoals het gezegd wordt.

2.Als je een stukje uit een tekst letterlijk overneemt.

3.Als je een woord speciale aandacht wilt geven.
                                           

.

Slide 12 - Slide

voorbeeld:
1.De coach zei: "We gaan een nieuwe tactiek toepassen in de wedstrijd."
 
2.De uitspraak "Meedoen is belangrijker dan winnen" hoort bij de Olympische Spelen.
  
3.Hoe spel je "coach" eigenlijk?

Slide 13 - Slide

Hoe schrijf je dat nou op?
Als je een woord of een zin tussen aanhalingstekens zet, dan plaats je één teken vóór dat woord of die zin en één teken erna. Aanhalingstekens kunnen uit enkele ‘... ’ of dubbele tekens “…” bestaan. 

Let op: een aanhalingsteken komt altijd aan het eind van de zin na de leestekens. Jan zei: "Het is genoeg!"

Slide 14 - Slide

Leerdoelen


Ik kan op de juiste manier leestekens gebruiken
Ik weet wanneer ik aanhalingstekens moet gebruiken
Ik kan de 20 dicteewoorden goed schrijven.

Slide 15 - Slide

huiswerk
je kunt aan de slag met opdracht 2,3,4,5,6, 7, 8, 11,12,13,15,16,1,16,b,16,c, 16,d en 18c van 1.8, overhoor jezelf 1.8, test jezelf 1.8, versterk jezelf 1.8, oefenen van dicteewoorden

Slide 16 - Slide