M4, 7.3 taalverzorging

Doel van vandaag:
• interpunctie toepassen: punt, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken, komma;
• hoofdletters correct gebruiken;
• het meervoud van zelfstandige naamwoorden vormen;
• de leestekens apostrof, accent, koppelteken en trema gebruiken.
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Doel van vandaag:
• interpunctie toepassen: punt, uitroepteken, vraagteken, aanhalingsteken, komma;
• hoofdletters correct gebruiken;
• het meervoud van zelfstandige naamwoorden vormen;
• de leestekens apostrof, accent, koppelteken en trema gebruiken.

Slide 1 - Slide

Welk woord is juist?
A
Havoër
B
havo'er
C
havoër
D
havo-er

Slide 2 - Quiz

Welk woord is juist?
A
Vwo'er
B
vwo'er
C
vwoër
D
vwo-er

Slide 3 - Quiz

Waarom havoër?
Een letterwoord is een woord dat gevormd wordt met de beginletters van afzonderlijke woorden, die we samen als een woord uitspreken. Voorbeeld: havo: /haavoo/ hoger algemeen voortgezet onderwijs.

Waarom vwo'er? 
Een initiaalwoord is een woord dat gevormd wordt met de beginletters van afzonderlijke woorden en dat we letter voor letter uitspreken. Voorbeeld: pc: /peesee/ personal computer.

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Welk woord is juist?
A
babies
B
baby's
C
babys
D
babie's

Slide 6 - Quiz

Welke zin is juist?
A
's Morgens sta ik vroeg op.
B
4 vrouwen strijden om de winst.
C
'S nachts slaap ik het liefst.
D
11 Mannen speelden een potje voetbal.

Slide 7 - Quiz

Waar is de komma juist gebruikt?
A
Ik ging er vroeg uit, zodat ik kon douchen.
B
Ik ging er vroeg uit zodat, ik kon douchen.
C
Voor we gaan, moet ik douchen.
D
Voor we gaan moet ik douchen.

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Waar is de hoofdletter juist gebruikt?
A
suikerfeest
B
Suikerfeest
C
kerstontbijt
D
Kerstontbijt

Slide 11 - Quiz

Straks deel 2 (na de pauze)
Maak: Test jezelf van 7.3. 
Klaar? Maak de oefeningen van het leerdoel dat je onvoldoende hebt gemaakt, of lastig vond. 
Klaar? Maak 7.2, ben je goed in werkwoordspelling, maak de meteen de Test jezelf. Vind je het lastig? Maak dan de opdrachten. 

Slide 12 - Slide