Het hoort bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord.
Je kunt het voorzetsel voor de woorden ‘kast’ of ‘feest’ zetten:
op de kast, onder de kast, naast de kast, in de kast, etc. (geeft de plaats aan)
voor het feest, tijdens het feest, na het feest, etc. (geeft de tijd aan)
Tijdens de oorlog heeft mijn opa een tijdje ondergedoken gezeten.
Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel. Dit voorzetsel heeft een meer figuurlijke betekenis:
Wij hebben zin in een weekendje weg.
Ik solliciteer naar een baan.