This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Oefenen - Toets hoofdstuk 5
Slide 1 - Slide
Wat betekenen de woorden in de linker rij? Maak de juiste combinaties.
Generatie
Huidige
Maatschappij
onuitstaanbare
iedereen
groep mensen van de zelfde leeftijd
niet te verdragen
samenleving
tegenover elkaar gesteld
van nu
Slide 2 - Drag question
De nieuwe buren zijn héél aardig: eerst hebben ze ons hek gesloopt en nu hebben ze ook nog onze appels geplukt
A
Ironie
B
Overdrijving
C
Geen van beide
Slide 3 - Quiz
Schiet nou toch eens op. Ik sta al uren buiten op je te wachten!
A
Ironie
B
Overdrijving
C
Geen van beide
Slide 4 - Quiz
Goed gedaan, hoor! Je bent voor de derde keer deze week te laat.
A
Ironie
B
Overdrijving
C
Geen van beide
Slide 5 - Quiz
Noteer het verkleinwoord van: afwijking
Slide 6 - Open question
Noteer het verkleinwoord van: bakvorm
Slide 7 - Open question
Noteer het verkleinwoord van: boerin
Slide 8 - Open question
Noteer het verkleinwoord van: café
Slide 9 - Open question
Noteer het verkleinwoord van: duo
Slide 10 - Open question
Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 11 - Quiz
Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je zonder punten.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 12 - Quiz
Noteer de afkorting van: als gevolg van
Slide 13 - Open question
noteer de afkorting van: belasting toegevoegde waarde
Slide 14 - Open question
Noteer de afkorting van: met uitzondering van
Slide 15 - Open question
Maak een samenstelling: pan+koek
Slide 16 - Open question
Maak een samenstelling: gemeente+grens
Slide 17 - Open question
Maak een samenstelling: muziek+smaak
Slide 18 - Open question
Maak een samenstelling: zon+scherm
Slide 19 - Open question
Maak een samenstelling: jongen+stem
Slide 20 - Open question
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes. Hoelang […] (duren) het nog, voordat de gemeente duidelijkheid […] (verschaffen) over de bouwplannen?
Slide 21 - Open question
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes. Mariël […] (glijden) zonet van de trap, maar ze heeft zich gelukkig niet […] (bezeren).