This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H2 Populaties
Slide 1 - Slide
Planning & doel
Instructie
Quiz
Zelfstandig werken
Doel
Aan het eind van de les weet je wat de populatiegrootte is.
Slide 2 - Slide
Leefomgeving
Het milieu is de omgeving waarin je leeft (leefomgeving).
Alle organisme worden beïnvloed door hun milieu.
Biotische factoren zijn invloeden uit de levende natuur.
Abiotische factoren zijn invloeden uit de levenloze natuur.
Alle abiotische factoren samen worden een biotoop genoemd.
Slide 3 - Slide
Biotische & abiotische factoren
levende factoren
levenloze factoren
Slide 4 - Slide
Biotische factoren
(levende natuur)
voedsel
ziekteverwekkers
vijanden
bescherming tegen vijanden ( bomen,struiken)
Slide 5 - Slide
Abiotsiche factoren
(levenloze natuur)
licht
wind
neerslag
temperatuur
lucht
bodem
Slide 6 - Slide
Organisatieniveaus
Individu
Populatie
Levensgemeenschap
Ecosysteem
(van klein naar groot)
Slide 7 - Slide
Organisatieniveaus
Individu = Een enkel organisme.
Populatie = Een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied (die zich onderling kunnen voortplanten).
Levensgemeenschap = Alle populaties in een bepaald leefgebied.
Ecosysteem = De biotoop en de levensgemeenschap.
(van klein naar groot)
Slide 8 - Slide
Populatiegrootte
Als de omstandigheden gunstig zijn dan wordt de populatie groter. Bijvoorbeeld als er veel voedsel is en er weinig vijanden zijn.
Er gaan veel dieren dood als de omstandigheden ongunstig zijn. De populatie wordt dan kleiner. Bijvoorbeeld als er weinig voedsel is en er ziektes heersen.
Slide 9 - Slide
Populatiegrootte
Wanneer een populatie (door de jaren heen) om een evenwichtswaarde schommelt dan noemen we dat een biologisch evenwicht.
De populatiegrootte is afhankelijk van biotische en abiotische factoren.
Optimale omstandigheden: alle biotische en abiotische factoren hebben de meest gunstige waarde
Slide 10 - Slide
Optimumkromme
Optimumkromme is een diagram dat voor één bepaalde abiotische factor angeeft wat de groei- en voortplantingskansen van een populatie zijn.
Het gebied tussen het minimum en het maximum noem je het tolerantiegebied.
Slide 11 - Slide
Zijn soortgenoten biotische of abiotische factoren
A
Biotische factoren
B
Abiotische factoren
Slide 12 - Quiz
Is regen een biotische of abiotische factor
A
Biotische factor
B
Abiotische factor
Slide 13 - Quiz
Wat is een ander woord voor milieu?
A
Organisme
B
Vervuiling
C
Leefomgeving
Slide 14 - Quiz
Wat zijn de vier organisatieniveaus van klein naar groot?