Grammatica - Soorten werkwoorden

Nederlands
2Y
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands
2Y

Slide 1 - Slide

Planning
- Leerdoelen
- Bespreken huiswerk
- Uitleg: 3 soorten werkwoorden
- Oefenen
- Aan de slag
- Afronden

Slide 2 - Slide

Leerdoelen
- Je kent de drie verschillende soorten werkwoorden.

- Je weet de kenmerken van een zelfstandig werkwoord.

- Je weet de kenmerken van een hulpwerkwoord.

- Je weet de kenmerken van een koppelwerkwoord.


Slide 3 - Slide

Huiswerk bespreken
Maken van hoofdstuk 4 grammatica:
Onderdeel 4.1: deel 2 en voortgangstoets.
Onderdeel 4.2: inleiding en deel 1 t/m vr. 10

Slide 4 - Slide

Soorten werkwoorden
- Taalkundig ontleden (dus elk woord een 'naam' geven).

- Voorbeelden: lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, werkwoorden.

Binnen de werkwoorden zijn weer verschillende soorten.
- Zelfstandige werkwoorden
- Hulpwerkwoorden
- Koppelwerkwoorden

Slide 5 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
- Geven het duidelijkst de 'handeling' van de zin aan.

- Wanneer er maar één werkwoord in de zin is EN de zin wil de boodschap van de handeling overbrengen, hebben we het sowieso over een zelfstandig werkwoord.

Gisterenavond keek ik tot laat in de avond mijn favoriete serie.

Slide 6 - Slide

Zelfstandige werkwoorden
- Wanneer er meerdere werkwoorden in een zin staan, moeten we kijken welk werkwoord het zelfstandige werkwoord is.
- Welke werkwoorden kunnen we weghalen, totdat er nog maar één werkwoord overblijft en de belangrijkste handeling blijft staan?

Ik zou graag een taart willen maken.
Ik wil graag een taart maken.
Ik maak graag een taart.  --> Maak is dus het zelfstandige werkwoord.

Slide 7 - Slide

Hulpwerkwoorden
- Wanneer er meerdere werkwoorden in een zin staan, zullen er ook hulpwerkwoorden aanwezig zijn.

- Ze helpen om in een zin bijvoorbeeld de tijd aan te geven. 
- Indien er meerdere werkwoorden aanwezig zijn, is de persoonsvorm altijd één van de hulpwerkwoorden.

Gisterenavond hebben wij een pizza gegeten.

Slide 8 - Slide

Hulpwerkwoorden
- Kunnen zowel met een zelfstandig werkwoord als een koppelwerkwoord in een zin staan.

Voorbeelden:
1. Zij is gisteren thuisgekomen.
2. Het pakketje wordt in de namiddag bezorgd.
3. Het zal morgen onweren.

Slide 9 - Slide

Daarvoor (zult) u binnen moeten kijken.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 10 - Quiz

Dokter van der Linden was toen weer drie kilo (aangekomen).
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 11 - Quiz

Zij heeft het gelukkig niet (kunnen) zien.
A
Zelfstandig naamwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

Koppelwerkwoorden
- Tot nu toe hebben we het alleen over het werkwoordelijk gezegde gehad, maar...

- Er is ook een naamwoordelijk gezegde.

- In een zin kan maar één van de twee gezegdes staan.

- Bij een naamwoordelijk gezegde behoort een koppelwerkwoord.

Slide 13 - Slide

Koppelwerkwoorden
- Bij een werkwoordelijk gezegde is vooral de handeling (oftewel de werkwoorden) belangrijk.
Mijn buurjongen fietst elke dag naar school.

- Bij een naamwoordelijk gezegde is vooral een bepaalde toestand, kenmerk, eigenschap belangrijk (dit geef je aan met naamwoorden, denk aan bijvoeglijke en zelfstandig naamwoorden). 
Mijn buurjongen is erg aardig.

Slide 14 - Slide

Koppelwerkwoord
- Er zijn vaste werkwoorden die binnen een naamwoordelijk gezegde worden gebruikt.

- Er zijn namelijk 9 koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.

- Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een kenmerk of eigenschap.

Slide 15 - Slide

Koppelwerkwoord
- Het koppelwerkwoord koppelt het onderwerp aan een kenmerk of eigenschap.

De toets van wiskunde was erg moeilijk.

De toets van wiskunde = onderwerp.
Was = Koppelwerkwoord --> koppelt het onderwerp aan 'erg moeilijk'.
Naamwoordelijk deel = erg moeilijk.

Slide 16 - Slide

Koppelwerkwoord
- Binnen een naamwoordelijk gezegde kunnen er ook hulpwerkwoorden gebruikt worden.

- Bij meerdere werkwoorden in een zin, is de persoonsvorm sowieso een hulpwerkwoord.

De toets van wiskunde blijkt erg moeilijk te zijn geworden.

De toets van wiskunde is erg moeilijk geworden.

De toets van wiskunde wordt erg moeilijk.

Hulpwerkwoorden: blijkt, te zijn, koppelwerkwoord: geworden

Slide 17 - Slide

5

Slide 18 - Video

02:48
Wat is het belangrijkste werkwoord van deze zin?
Mijn fiets is vorige week gestolen.

Slide 19 - Open question

03:02
Behoort het werkwoord 'gestolen' bij de koppelwerkwoorden?

Slide 20 - Open question

03:32
Behoort het werkwoord 'geweest' bij de koppelwerkwoorden?

Slide 21 - Open question

03:52
Kan het woord 'geweest' vervangen worden door verschillende koppelwerkwoorden?
Ik ben afgelopen jaar in Italië op vakantie geweest.

Slide 22 - Open question

04:36
Kan het woord 'zijn' vervangen worden door verschillende koppelwerkwoorden?
Robin en Gijs zijn beste vrienden.

Slide 23 - Open question

Aan de slag

Hoofdstuk 4 grammatica

Onderdeel 4.2: deel 1 (verder vanaf vr. 11)  + deel 2.

Slide 24 - Slide

Afronden
- Je kent de drie verschillende soorten werkwoorden.

- Je weet de kenmerken van een zelfstandig werkwoord.

- Je weet de kenmerken van een hulpwerkwoord.

- Je weet de kenmerken van een koppelwerkwoord.

Slide 25 - Slide