Les 3 - Onderwerp - PVK

Startopdracht
Schrijf zoveel mogelijk werkwoorden op het wisbordje
Je hebt 2 minuten de tijd 
timer
2:00
1 / 36
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startopdracht
Schrijf zoveel mogelijk werkwoorden op het wisbordje
Je hebt 2 minuten de tijd 
timer
2:00

Slide 1 - Slide

Post-it!
Kies SAMEN de 3 leukste, mooiste, grappigste werkwoorden uit.
Schrijf ze op de post-it.
Hang de post-it op het bord. 
timer
2:00

Slide 2 - Slide

Grammatica

Slide 3 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Schrijf het werkwoordelijk gezegde van de volgende zinnen op.

1. Persoonsvorm
2. Alle andere werkwoorden in de zin

Slide 4 - Slide

Vorige week kwam tante Khadija bij ons.

Slide 5 - Open question

Ze had een leuke verrassing meegenomen.

Slide 6 - Open question

Voor een voorstelling heeft ze kaarten gekocht.

Slide 7 - Open question

Voor een voorstelling heeft ze kaarten gekocht.

Slide 8 - Open question

Tante Khadija had geweldige plaatsen voor ons gereserveerd.

Slide 9 - Open question

Doel van de les

Ik kan het onderwerp in de zin vinden.

Slide 10 - Slide

Onderwerp

Slide 11 - Mind map

Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
persoonsvorm en alle andere werkwoorden in de zin.

Onderwerp
Dit is wie of wat iets doet.

Onderwerp vinden
Wie (of wat) + werkwoordelijk gezegde. 


Slide 12 - Slide

Stappenplan
1. Zoek de persoonsvorm (en onderstreep hem).
2. Zoek de andere werkwoorden (en onderstreep ze).
Nu heb je het werkwoordelijk gezegde.
3. Vraag: Wie of wat + werkwoordelijk gezegde?

Morgen ga ik een hele dag fietsen.
Wie (/wat) ga(at) fietsen? ik

Slide 13 - Slide

Instructie
Hij vergat zijn huiswerk te leren. 
Ze gaat morgen fietsen met haar moeder.

WIJ
Ik wil niet naar school.
De taart is al opgegeten.
Wij kunnen morgen naar het zwembad gaan.



Slide 14 - Slide

Opdracht
Kies het onderwerp.

Slide 15 - Slide

Ga jij morgen zelf koken?
A
Ga
B
koken
C
morgen
D
jij

Slide 16 - Quiz

Hij haalt een patatje bij de snackbar.
A
haalt
B
een patatje
C
Hij
D
de snackbar

Slide 17 - Quiz

Geef jij de trui aan mijn moeder?
A
jij
B
mijn moeder
C
de trui
D
Geef

Slide 18 - Quiz

Ik heb jou een kaart gestuurd.
A
jou
B
heb gestuurd
C
een kaart
D
Ik

Slide 19 - Quiz

Zij mag vanavond laat opblijven.

Slide 20 - Open question

Morgen vertelt hij mij het nieuws.

Slide 21 - Open question

Wij hebben een nieuwe hond gekocht.

Slide 22 - Open question

Evi moet bij haar kleine broertje blijven.

Slide 23 - Open question

Denken, delen, uitwisselen

Slide 24 - Slide

Evi moet bij haar kleine broertje blijven.

Slide 25 - Slide

Luuk is niet geïnteresseerd in voetbal.

Slide 26 - Slide

Simon wijst boos naar de telefoon van Sophie.

Slide 27 - Slide

De meisje hebben Henk bloemen gegeven.

Slide 28 - Slide

Ik hoor de klok in de woonkamer tikken.

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Evalueren

Ik kan het onderwerp in de zin vinden.

Slide 31 - Slide

Afsluiting
Exit-ticket invullen

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide