KERN blz. 144/145 - samengestelde zinnen en voegwoorden

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Pak je leesboek en ga lekker lezen!
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Wat gaan we deze les doen?
  • Wat weet je nog?
  • Uitleg voegwoorden
  • Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Doel van deze les:
  • Ik weet wat een hoofdzin en een bijzin is. 
  • Ik weet wat voegwoorden zijn en kan deze herkennen. 
  • Ik kan voegwoorden gebruiken om samengestelde zinnen te maken. 


Slide 3 - Slide

Huiswerk
Dinsdag 8 februari:
  • Telwoorden: opdr. 9 t/m 13 Kern + NN H4, opdr 4
  • Voegwoorden: opdr. 4 t/m 7 + NN H5, opdr. 5

Vrijdag 11 februari:
Toets Grammatica Woordsoorten

Slide 4 - Slide

Deze les
Deze les gaan we aan de slag met hoofd- en bijzinnen en voegwoorden. Twee opties:

  1. Wil je zelfstandig aan de slag? > LessonUp doornemen.
  2. Wil je uitleg van mij? > Kom vooraan zitten.

Slide 5 - Slide

Voegwoorden
Voegwoorden 'voegen' zinnen samen.

Dat kunnen nevenschikkende en/of
onderschikkende voegwoorden zijn. 



Slide 6 - Slide

Zinnen
Voegwoorden worden gebruikt in samengestelde zinnen, dus daar gaan we het eerst over hebben. 

Twee opties:
  • Bekijk het filmpje met uitleg (sla de theorie over) en maak hierna de oefenvragen.
  • Sla het filmpje over en neem de theorie in de LessonUp door. Maak hierna de oefenvragen. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoe vind je de persoonsvorm ook alweer?

Slide 9 - Open question

Twee soorten zinnen
Enkelvoudige zin (1 pv):
De docent roept de leerlingen.
De leerlingen stoppen met praten.

Samengestelde zin (meer dan 1 pv):
De docent roept de leerlingen en de leerlingen stoppen met praten.

Slide 10 - Slide

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met 6 kinderen
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 11 - Quiz

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor hun ouders
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Video

Hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit twee hoofdzinnen of een hoofdzin + een bijzin.

Slide 14 - Slide

Hoofdzin

De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 
  • De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.

Slide 15 - Slide

Bijzin

De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:


  • Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten. 
  • De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 16 - Slide

Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.

Slide 17 - Slide

DEEL 2 - VOEGWOORDEN
Als je ervoor gekozen hebt om het filmpje te kijken, moet je vanaf nu de theorie wÊl doornemen. Deze theorie wordt namelijk niet behandeld in het filmpje.

Slide 18 - Slide

Nevenschikkend voegwoord
Als er twee hoofdzinnen worden samengesteld, staat er altijd een nevenschikkend voegwoord tussen. Dat zijn de woorden:
dus, en, want, of, maar (ezelsbruggetje: DEWOM)

De docent roept de leerlingen, dus stoppen zij met praten.

Slide 19 - Slide

Voorbeeld nevenschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, want de poolkappen smelten sneller dan verwacht.
HZ                                                                                                  HZ

Dit is nevenschikkend:
- Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar en er kan niks tussen. De informatie is even belangrijk.

 

Slide 20 - Slide

Onderschikkend voegwoord
Als een samengestelde zin bestaat uit hoofdzin + bijzin wordt er een onderschikkend voegwoord gebruikt. Daarvan zijn er veel meer: wanneer, als, terwijl, zodra, voordat, voor, nu, toen, nadat, zolang als, totdat, sinds, doordat, zodat, waardoor, omdat, opdat, indien, mits, tenzij, hoewel, ofschoon, ondanks dat, zoals, alsof, dat, of .....


Slide 21 - Slide

Voorbeeld onderschikkend
De ijsberen zijn in gevaar, omdat de poolkappen sneller smelten dan verwacht.

Onderschikkend (hoofdzin + bijzin):
- Onderwerp staat in de bijzin niet naast de pv.
- Of daar kan iets tussengeplaatst worden.

Slide 22 - Slide

Kenmerken hoofdzin:
  • OW en PV staan naast elkaar.
  • PV staat op plek 1 of 2 in de zin.
  • Elke samengestelde zin heeft een HZ.
  • Een samengestelde zin kan 2 HZ hebben.

Kenmerken bijzin:

  • OW en PV staan niet naast elkaar.
  • PV staat op de laatste of een na laatste plek in de zin.
  • Niet elke samengestelde zin heeft een BZ.
  • BZ kan vooraan of achteraan staan.

Slide 23 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Er zijn dus een paar combinaties mogelijk:

1. {hoofdzin} + {hoofdzin}

Hij zwaait opa en oma uit, want die gaan een grote reis maken.

2. {hoofdzin} + (bijzin)

Hij hoopt dat hij opa en oma kan uitzwaaien.

3. (bijzin)+  {hoofdzin}

Omdat opa en oma op reis gaan, zwaait hij ze uit.

Slide 24 - Slide

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Annet is zenuwachtig, want......
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
ze heeft nog nooit eerder opgetreden.
morgen moet ze naar de tandarts.

Slide 25 - Drag question

Zijn de zinnen die je achter de volgende zin kunt plaatsen hoofdzinnen of bijzinnen?
Mijn pianoleraar vond dat ik erg goed had gespeeld,
timer
0:30
Hoofdzin
Bijzin
hoewel ik veel foutjes maakte. 
want ik maakte geen foutjes.

Slide 26 - Drag question

Opdracht
  • Kern opdracht 1 (blz. 143)  
timer
1:00

Slide 27 - Slide

Antwoorden

Slide 28 - Slide

Ik weet nu wat samengestelde zinnen zijn.
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

Voegwoorden
Met voegwoorden verbind je zinnen aan elkaar (nevenschikkend/ onderschikkend)

Maar, ze laten ook een (tekst)verband zien

Slide 30 - Slide

Nevenschikkend
Aaneenschakeling
en, noch, zowel...als
Tegenstelling
Maar, hetzij, of
Gevolg
dus
Reden
want

Slide 31 - Slide

Onderschikkend










Sommige zijn een beetje 'ouderwets'
Tijd
terwijl, nadat, toen, wanneer, als, voordat
Reden
omdat, aangezien, nu, daar
Toegeving
hoewel, ofschoon, ook al
Oorzaak
doordag
Gevolg
zodat
Voorwaarde
als, indien, wanneer, mits, tenzij
Doel
opdat, om te, met de bedoeling dat
Neutraal
dat

Slide 32 - Slide

Onderschikkend
Nevenschikkend
dus
en
maar
of
als
want
dat
doordat
dan
omdat
toen
wanneer

Slide 33 - Drag question

Het meisje slaat haar zusje en zij stompt haar broertje, omdat ze stom doen.
A
hoofdzin + hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + hoofdzin + bijzin
C
hoofdzin + bijzin + bijzin

Slide 34 - Quiz

Ik zwem in de zee en daarna lig ik op het strand.

'en' is een nevenschikkend voegwoord en voegt
A
een hoofdzin en een bijzin aan elkaar
B
een hoofdzin en een hoofdzin aan elkaar

Slide 35 - Quiz

Voegwoorden die een hoofdzin en een bijzin aan elkaar voegen zijn
A
nevenschikkende voegwoorden
B
onderschikkende voegwoorden

Slide 36 - Quiz

Opdracht deze les
-KERN Voegwoorden: opdr. 4 t/m 7
- Nieuw Nederlands: H5, opdr. 5
Op papier!


Klaar? 
Extra oefenen:
- Nieuw Nederlands: H5, opdr. 1 t/m 4
- Lezen in je leesboek

Slide 37 - Slide

Antwoorden

Slide 38 - Slide

Huiswerk
Dinsdag 8 februari:
  • Telwoorden: opdr. 9 t/m 13 Kern + NN H4, opdr 4
  • Voegwoorden: opdr. 4 t/m 7 Kern + NN H5, opdr. 5

Vrijdag 11 februari:
Toets Grammatica Woordsoorten

Slide 39 - Slide