Formatieve toets H5 en H6a

Formatieve toets 4 havo H5,6 
Maken voor woensdag 9 december
Deze toets geeft een indicatie van je beheersing van de stof t/m week 48
Na afloop van de toets krijg je persoonlijke feedback van je docent.
Deze feedback kan je gebruiken om je leerproces eventueel bij te sturen.
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Formatieve toets 4 havo H5,6 
Maken voor woensdag 9 december
Deze toets geeft een indicatie van je beheersing van de stof t/m week 48
Na afloop van de toets krijg je persoonlijke feedback van je docent.
Deze feedback kan je gebruiken om je leerproces eventueel bij te sturen.

Slide 1 - Slide

Boodschappen doen in de supermarkt hoort bij de ....
A
Vaste lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
Reserveringsuitgaven
D
Incidentele uitgaven

Slide 2 - Quiz

Eva legt elke maand € 20,- opzij voor een nieuwe telefoon. Deze € 20,- hoort bij de ....
A
Vaste Lasten
B
Dagelijkse uitgaven
C
Huishoudelijke uitgaven
D
Reserveringsuitgaven

Slide 3 - Quiz

Het bedrijfspensioen wordt gefinancierd via het ....
A
Omslagstelsel
B
Kapitaaldekkingstelsel

Slide 4 - Quiz

Wat is geen voorbeeld van een intertemporele afweging
A
Hypothecaire lening
B
Betalen energierekening
C
Pensioen
D
Studeren

Slide 5 - Quiz

De inkomensvraaglijn naar een bepaald type ski's wordt als volgt weergegeven: Qv = 2Y - 6.000
Bereken het drempelinkomen

Slide 6 - Open question

Deze ski's zijn .....
A
Primaire goederen
B
Luxe goederen
C
Inkomensonafhankelijke goederen
D
Inferieure goederen

Slide 7 - Quiz

De huurprijzen van chalets in Oostenrijk zijn met 10% gestegen.
De inkomensvraaglijn naar de ski's verschuift naar ...
A
Links
B
Rechts
C
Beneden
D
Boven

Slide 8 - Quiz

Bij de prijsvraagcurve staat Qv op de ...
A
horizontale as
B
verticale as

Slide 9 - Quiz

Nadat een bedrijf de prijs met 4% heeft verhoogd is de afzet gedaald van 6,4 miljoen naar 6,2 miljoen.
Bereken de prijselasticiteit en geef aan of het een inelastische of elastische vraag is en waarom.

Slide 10 - Open question

Als de prijs van een substitutiegoed wordt verlaagd, verschuift de prijsvraagcurve van ons goed naar ...
A
Links
B
Rechts
C
Beneden
D
Boven

Slide 11 - Quiz

Als het inkomen stijgt, verschuift de prijsvraagcurve van een inferieur goed naar ...
A
Links
B
Rechts
C
Beneden
D
Boven

Slide 12 - Quiz

De prijsvraagcurve wordt gegeven door de volgende formule: Qv = -30P + 1.000
De prijs wordt verhoogd van € 12,- naar € 14,-. Bereken de prijselasticiteit

Slide 13 - Open question

De Epv = -1,2. De prijs wordt verlaagd van € 21,- naar € 19,-.
Qv zal stijgen met ......
A
7,9%
B
8,8%
C
11,4%
D
12,6%

Slide 14 - Quiz

EINDE TOETS
Omschrijf hieronder hoe je denkt dat je de toets gemaakt hebt? Motiveer!

Slide 15 - Open question