Trede 14: schrijven

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2

Nederlands trede 14

kort en bondig: schrijven

Welkom!

Dit ga je vandaag leren

1. Je spelt woorden waarvan je niet kunt horen hoe ze gespeld moeten worden.

2. Je gebruikt de begrippen homoniem, homofoon en vakjargon.

Terugblik

Vorige les ging over standpunten, argumenten en het betoog.

Even je kennis testen!

Wat is het tekstdoel van een betoog?

1. informeren
2. activeren
3. overtuigen
4. instrueren

Wat is een standpunt?

1. De mening van een schrijver of spreker
2. Een manier van staan

Een schrijver legt zijn mening uit met argumenten. Wat is in deze zin het argument?

Ik ga graag naar Zuid-Frankrijk, want daar schijnt de zon vaak.

1. Ik ga graag naar Zuid-Frankrijk
2. want daar schijnt de zon vaak

Een schrijver legt zijn mening uit met argumenten. Wat is in deze zin het argument?

Omdat Becel je cholesterol verlaagt, is het volgens de fabrikant heel gezond.

1. Omdat Becel je cholesterol verlaagt
2. is het volgens de fabrikant heel gezond

Vaktaal

Een moeilijk woord voor vaktaal is vakjargon. 

Woorden bij bepaald beroep -> lastig voor anderen.

stethoscoop, wandcontactdoos ...

Homofoon

Een woord dat hetzelfde klinkt, maar dat je anders schrijft en dat iets anders betekent.

hard - hart 

wei - wij

Leiden - lijden

Zei - zij

ligt - licht

Homoniem

Een woord heeft twee of meer verschillende betekenissen. Uit de tekst kun je zelf vaak wel opmaken om welke betekenis het gaat.

arm: lichaamsdeel / niet rijk

bank: zitmeubel / geldinstelling

gerecht: rechtbank / maaltijd

graven: spitten / adellijke personen

kop: beker / hoofd

koper: iemand die koopt / metaal

kussen: hoofdkussen / zoenen

Als het goed is, ken je nu het verschil tussen een homoniem en homofoon.

Even testen:

Wij staarden naar de koe in de wei. Wij en wei is een

1. homoniem
2. homofoon

Als het goed is, ken je nu het verschil tussen een homoniem en homofoon.

Even testen:

Ik zat op de bank tv te kijken, toen ik zag dat er een bank werd overvallen. Bank is een

1. homoniem
2. homofoon

Als het goed is, ken je nu het verschil tussen een homoniem en homofoon.

Even testen:

In het slot van de film kwamen de prins en prinses weer samen in hun slot.

1. homoniem
2. homofoon

En dan nog even dit...

Welke woorden zijn juist?

1. astronaut
2. astronout
3. mauw van mijn jas
4. mouw van mijn jas

Goed of fout?

1. goed
2. fout

Aan de slag!

Werk verder in trede 14, onderdeel Schrijven. Maak deze werkdoelen:

- Van hetzelfde

- Schrijf voor je lezer OF Uit je hoofd en op papier

Kies zelf welke opdrachten jij nodig hebt om de criteria straks te halen.

Lees verder in je boek/werk aan boekenmissie