Werkwoordspelling

Lezen
Leg al je boeken op tafel en ga rustig op je plaats zitten
timer
15:00
1 / 50
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen
Leg al je boeken op tafel en ga rustig op je plaats zitten
timer
15:00

Slide 1 - Slide

Persoonsvorm/zwakke en sterke werkwoorden



Werkwoordspelling les 1

Slide 2 - Slide

Vandaag
Lesdoelen:
  • Je kan persoonsvormen in de tt (=PVTT) juist spellen
Programma:
  • Huiswerk  bespreken
  • Klassikaal opdracht 1 pp. 112 OB 
  • Instructie PVTT
  • Aan de slag

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Opdracht 4 t/m 8 pp. 110-111 OB
timer
5:00

Slide 4 - Slide

Klassikaal
Maken opdracht 1 pp. 112 OB
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Spellen van werkwoorden?
Als je wilt weten hoe je een werkwoord spelt, dan kijk je eerst of het een ....is.
  • Persoonsvorm: wij lopen naar school
  • Voltooid deelwoord: wij hebben naar school gelopen
  • Onvoltooid deelwoord: lopend gingen we naar school

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm(PV)
Je vind de persoonsvorm door?
  • De zin in een andere tijd te zetten: ik fiets naar huis-> ik fietste naar huis.
  • De zin van enkelvoud naar meervoud veranderen: Ik fiets naar huis-> wij fietsen naar huis.
  • De zin vragend te maken: Ik fiets naar huis->fiets ik naar huis?

Slide 7 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd(PVTT)
Als de persoonsvorm (pv) in de tegenwoordige tijd staat, zijn er 3 mogelijkheden:
  1. Ik-vorm en jij/je achter de pv: alleen de stam: ik fiets naar school->word je niet moe?
  2. Jij vóór de pv en hij/zij/het: stam+ t: jij loopt elke dag naar huis-> hij fietst elke dag naar huis.
  3. Wij/jullie/zij: hele ww: jullie fietsen naar huis.


Slide 8 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd(PVTT)
LET OP: soms verandert er nog meer in de spelling!!
  • Als een werkwoord (WW) met een korte klank twee dezelfde medeklinkers heeft dan verdwijnt één : pakken-> zij pakt/ik pak.
  • Als een WW -en eindigt op één medeklinker dan verdubbelt de klinker (klank blijft lang): raken-> ik raak/zij raakt.
  • De z verandert meestal in een s en een v in f -> kiezen -ik kies.

Slide 9 - Slide

Aan de slag
Wat? Opdracht 2 t/m 6 pp. 112-113 OB.
Hoe? Zelfstandig en stil.
Tijd? Het is huiswerk voor 30/5/24
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs.
Klaar? Verder met numo.


Slide 10 - Slide

Huiswerk
Maak opdracht 2 t/m 6 pp. 112-113 OB

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Welkom
Leg je laptop, lesboeken en schrift op tafel en ga rustig op je plaats zitten

Slide 13 - Slide

 Persoonsvormen in de vt en voltooid en onvoltooid deelwoord
Werkwoordspelling les 2

Slide 14 - Slide

Vandaag
Lesdoelen:
  • Je kan persoonsvormen in de vt (=PVVT) juist spellen
  • Je kan voltooide en onvoltooide deelwoorden juist spellen
Programma:
  • Wat weet je?
  • Huiswerk nakijken opdracht 2 t/m 6 pp. 112-113 OB 
  • Instructie persoonsvorm in de vt (=PVVT)
  • Instructie voltooid onvoltooid deelwoord
  • Aan de slag

Slide 15 - Slide

werkwoordspelling tegenwoordige tijd
A
Hij liep naar huis
B
Hij loopt naar huis

Slide 16 - Quiz

werkwoordspelling tegenwoordige tijd
A
ik kies
B
ik kiez

Slide 17 - Quiz

(Fietsen....PVTT) je naar huis?
A
fiets
B
fietst
C
fietsd
D
fietsdt

Slide 18 - Quiz

Nakijken
Opdracht 2 t/m 6 pp. 112-113 OB 

Kom met je schrift bij me langs, laat de opdrachten zien en neem een antwoordblad mee om na te kijken. Als je klaar bent met nakijken, ga je verder werken in numo!
timer
5:00

Slide 19 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd (PVVT)
Voor de persoonsvorm (pv) in de verleden tijd, kijk je eerst of je maken hebt met zwak of sterk werkwoord.
  • Bij een sterk werkwoord verandert de klank in de VT : enkelvoud ik roep-> ik riep-> oe wordt ie. Meervoud= ik -vorm VT+ en->liep-liepen
  • Bij een zwak werkwoord blijft de klank hetzelfde: ik snoep- ik snoepte-> oe blijft oe, maar wat verandert er wel?

Slide 20 - Slide

Welk antwoord heeft alleen maar de sterke werkwoorden?
A
beginnen, bieden, bijten en blazen
B
kijken, klagen, kosten, krabben
C
mailen, masseren, melden, mompelen
D
raden, regeren, roepen en ruiken

Slide 21 - Quiz

Persoonsvorm verleden tijd (PVVT)
Regels bij een zwak werkwoord:
  • In het enkelvoud: stam + de óf te.
  • In het meervoud: stam+ den óf ten.
  • Door 't sexy fokschaapje te gebruiken, achterhaal je welke werkwoorden eindigen op te(n) óf de(n)-> fietsen/ik fiets/ik fietste. Is de laatste letter van de stam een d of een t dan wordt deze verdubbeld-> voeden/ik voed/ik voedde.
  • Let op: net als bij TT ook in VT soms te maken met verdubbeling of verenkeling van letters (bestellen-bestelde/ raken -raakte)

Slide 22 - Slide

Afgelopen weken ... (besteden, PVVT) we veel tijd aan werkwoordspelling
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden

Slide 23 - Quiz

Voltooid en onvoltooid deelwoord 
Voltooid deelwoord (VD)?
  • Geeft vaak aan dat de handeling is afgelopen (voltooid)
  • Komt voor met een vorm van hebben, zijn of worden.
  • begint vaak met ge / be / ver en staat aan het einde van de zin.
  • eindigt op een t / d / en

Slide 24 - Slide

Welke is een correct gespeld voltooid deelwoord?
A
fiets
B
gefietst
C
fietste
D
gefietsd

Slide 25 - Quiz

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Hoe maak ik een voltooid deelwoord?
  • Sterk werkwoord? Dan eindigt het VD vaak op -en!
  • Zitten - Ik zat - Ik heb gezeten

Slide 26 - Slide

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Hoe maak ik een voltooid deelwoord (VD)?
  • Zwak werkwoord? Dan eindigt het VD vaak op -d of -t!
  • Gebruik  't sexy fokschaapje: haal -en van het hele werkwoord af en kijk naar de laatste letter:

  • Wél in 't sexyfokschaapje? > +t
  • Níet in 't sexyfokschaapje? > +d

Slide 27 - Slide

Hij heeft haar (schoppen, VT)
A
geschoppt
B
geschoppd
C
geschopt
D
geschopd

Slide 28 - Quiz

Bijzonderheden voltooid deelwoord(VT) 
  • Werkwoorden die al beginnen met ge-, be-, ver-, ont- en er- krijgen geen extra voorvoegsel!
  • Scheidbare werkwoorden krijgen bij VT ge- tussen de scheidbare delen!
  • Sommige samengestelde werkwoorden zijn niet scheidbaar!
  • Gebruik een trema als klinkers botsen!

Slide 29 - Slide

Zij heeft iets (ontdekken... vul de juiste vorm van het VD).

Slide 30 - Open question

De docent heeft de regel (afschaffen....vul de juiste vorm van het , VD)

Slide 31 - Open question

Jan heeft vroeger (handballen...vul de juiste vorm van het VD)

Slide 32 - Open question

Die opmerking heeft haar (ergeren...vul de juiste vorm van het VD).

Slide 33 - Open question

Voltooid en onvoltooid deelwoord
Onvoltooid deelwoord
  • Geeft aan dat de handeling nog bezig is (onvoltooid).
  • Het hele werkwoord +d(e)
  • Lachend, dansend, springend, zingend, lopend, vragend.

Slide 34 - Slide

Al (praten, OD) vergaten ze de tijd.
A
pratende
B
pratente
C
pratend
D
pratent

Slide 35 - Quiz

Aan de slag
Wat? Maken opdracht 7 t/m 18
Hoe? Zelfstandig en stil.
Tijd? het is huiswerk voor 31/5/24.
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs.
Klaar? Verder met numo. 

Slide 36 - Slide

Huiswerk
Maak  opdracht 7 t/m 18 pp. 113-115 OB.

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Lezen
Leg al je boeken + schrift+ laptop (dicht) en het huiswerk (open) voor vandaag op je  tafel en ga lezen in je leesboek
timer
15:00

Slide 39 - Slide

 Onregelmatige werkwoorden en  Engelse werkwoorden 
Werkwoordspelling les 3

Slide 40 - Slide

Vandaag
Lesdoelen:
  • Je kan onregelmatige werkwoorden herkennen en juist spellen
  • Je kent de regels van Engelse werkwoorden en kunt deze toepassen
Programma:
  • Wat weet je?
  • Instructie onregelmatige werkwoorden en Engelse werkwoorden
  • Huiswerk nakijken opdracht 7 t/m 18 pp. 112-115 OB
  • Aan de slag

Slide 41 - Slide

Zij... (zoeken, PVVT) naar het boek van Anna Woltz
A
Zij zoeken
B
Zij zoekt
C
Zij zochten
D
Zij zocht

Slide 42 - Quiz

Wat is een correct gespeld voltooid deelwoord?
A
Ik loop
B
Ik heb gelopen
C
Ik liep
D
Ik heb geloopt

Slide 43 - Quiz

(Lachen, OD) stapt ze op haar fiets.
A
lachende
B
lachend
C
lachent lachent
D
lachente

Slide 44 - Quiz

Onregelmatige werkwoorden
  • Onregelmatige werkwoorden schrijf je niet volgens de normale spellingregels
  • hebben, kunnen, mogen, willen, zijn en zullen (zie pagina 197 Handboek. Leer deze uit je hoofd!!!)

Slide 45 - Slide

Engelse werkwoorden
  • Engelse werkwoorden vervoeg je net zoals Nederlandse werkwoorden.
  •  Bijv. scannen- scan- scande -gescand.
  • Bij lastige werkwoorden (zoals pushen) ga je uit van de klank!!! (pushen- push- pushte- gepusht)
  • Dubbele medeklinker of een -e aan het eind blijft staan voor de uitspraak ( bijv. het werkwoord faken- fake-fakete-gefaket)
  • Bij verleden tijd en voltooid deelwoord ga je uit van de regels van 't sexy fokschaapje (zie pagina 197)







Slide 46 - Slide

Huiswerk nakijken
Opdracht 7 t/m 18 pp. 112-115 OB 

 Als je klaar bent met nakijken, kom je een werkblad bij mij halen om extra te oefenen
timer
10:00

Slide 47 - Slide

Aan de slag
Wat? Maken werkblad sterke werkwoorden/ voltooid deelwoord
Hoe? Zelfstandig en stil.
Tijd? het is huiswerk voor 3/6/24.
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs.
Klaar? Verder met numo. 

Slide 48 - Slide

Huiswerk
Lees pp. 198-200 van je handboek.
Maak werkblad (extra oefening) af en neem dit deze les mee.

Slide 49 - Slide

Huiswerk
Lees pp. 198-200 van je handboek

Slide 50 - Slide