Herhaling hele blok start in de apotheek

Herhaling hele blok 
start in de apotheek
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WelzijnMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Herhaling hele blok 
start in de apotheek

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe noem je de behandelingsvorm waarbij de oorzaak wordt aangepakt?

Slide 2 - Open question

causaal
Wanneer heb je de meeste kans op bijwerking?
A
Bij lokaal gebruik
B
Bij systemisch gebruik
C
Bij een hoge dosering van een geneesmiddel
D
Weet ik niet

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Duurt lang voordat het gaat werken
Beschermt het geneesmiddel tegen het maagsap
Met gereguleerde afgifte
Beschermlaagje om het geneesmiddel
MSR
MGA
Retard
Dragee

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Wat moet er op de puntjes staan? Een geneesmiddel volgt na orale inname de volgend weg:
mond/ keel/ slokdarm/ maag/ 12-vingerige darm/............
A
Dikke darm
B
Lever
C
Dunne darm
D
Weet ik niet

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer is er een grote kans op cumulatie van geneesmiddel
A
Als de darmen niet goed werken
B
Als de nieren niet goed werken
C
Als het first pass effect verandert is
D
Weet ik niet

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Welk getal geeft
de
toxische dosis
aan?
A
C
B
B
C
F
D
Weet ik niet

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Met welk begrip geef je aan hoeveel % van een geneesmiddel in het bloed terecht komt

Slide 8 - Open question

Biologische beschikbaarheid
Welke uitspraak is waar?
Een interactie is een wisselwerking tussen
A
Geneesmiddelen waarbij de werking wordt versterkt
B
Een geneesmiddel en een voedingsmiddel waarbij de werking vermindert
C
Geneesmiddelen waarbij de werking verandert
D
Weet ik niet

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Mevrouw X heeft artrose. Ze gebruikt ibuprofen en diclofenac. Hier is sprake van
A
Pseudo dubbelmedicatie
B
Dubbel medicatie
C
contra indicatie
D
Weet ik niet

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Bijwerking
Overgevoeligheid
Allergie
Patient 
gebonden
Geneesmiddel gebonden
Reactie van het afweersysteem van het lichaam

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Welke 3 NSAID's staan er in de top 100 het geneesmiddel overzicht?

Slide 12 - Open question

naproxen, diclofenac, ibuprofen
Een NSAID werkt pijnstillend. Hoe snel merkt de patiënt hier iets van?
A
Binnen 10 minuten
B
Binnen 1 uur
C
Binnen 1 dag
D
Weet ik niet

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Als een patiënt een NSAID gebruikt kunnen er bijwerkingen optreden. Wanneer stuur je patiënt door naar de huisarts?
A
Bij zwarte ontlasting
B
Bij maagklachten
C
Bij verstopping
D
Weet ik niet

Slide 14 - Quiz

Doorsturen naar huisarts bij zwarte ontlasting of dikke handen of voeten. Dit laatste duid op een verslechtere nierfunctie
Je verwerkt een recept voor ibuprofen. Je komt volgens het ZP-1 protocol uit op 3,5 punten. Wat doe je?
A
De huisarts bellen voor overleg
B
geen actie nodig
C
toevoegen pantoprazol 20 mg 1 dd 1
D
Weet ik niet

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Met welke term geef je de werkingssnelheid van tramadol druppels aan?
A
LAO
B
ROO
C
SAO
D
weet ik niet

Slide 16 - Quiz

short acting opoide:
gewone druppels die binnen 30 tot 40 minuten werken
Wat lever je af bij dit recept:
R/ Fentanyl pleisters 25 mcg
No: 5 st
S/ 1x per 3 dagen een pleister plakken

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Lever je dit recept af?
R/Oxycodon MVA Vijf mg
No: twintig
S/ zo nodig twee tot drie dd één
EU
A
Nee, 20st is te weinig voor 15 dagen
B
Nee, de dosering is niet correct
C
Ja, het voldoet aan de wettelijke eisen
D
Weet ik niet

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

welke zenuwstelsel is geactiveerd bij angst?
A
Autonoom zenuwstelsel: sympatisch
B
Autonoom zenuwstelsel: parasympatisch
C
Autonoom zenuwstelsel: adrenaline
D
Weet ik niet

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

In welk gedeelte van de slaapcyclus rust je uit?
A
REM slaap
B
Matige slaap
C
Diepe slaap
D
Weet ik niet

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

In welke 3 groepen kan je de oorzaken van slaapstoornis verdelen?

Slide 21 - Open question

emotioneel
lichamelijk
omgeving
Rondvraag
Vragen?

Slide 22 - Slide

This item has no instructions