Proeftoets 2 HV Lezen en woordenschat

Lezen blok 1 en 2  + woordenschat blok 1 en 2
  • Je kan de tekstdoelen aanwijzen en voorbeelden geven 
  • Je kan de tekstsoorten en tekstvormen herkennen
  • Je kan de hoofdgedachte van een tekst aanwijzen
  • Je begrijpt de betekenis van de verschillende woorden
  • Je kent de functie van een zoekwoord
  • Je kent de begrippen homoniem, homofoon en verhaspeling
  • Tip: bekijk alle gele stukken uit jouw boek
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lezen blok 1 en 2  + woordenschat blok 1 en 2
  • Je kan de tekstdoelen aanwijzen en voorbeelden geven 
  • Je kan de tekstsoorten en tekstvormen herkennen
  • Je kan de hoofdgedachte van een tekst aanwijzen
  • Je begrijpt de betekenis van de verschillende woorden
  • Je kent de functie van een zoekwoord
  • Je kent de begrippen homoniem, homofoon en verhaspeling
  • Tip: bekijk alle gele stukken uit jouw boek

Slide 1 - Slide

Welk woord is een afleiding?
A
Geluk
B
Hergebruiken
C
Tentamen
D
Pennendoos

Slide 2 - Quiz

2. Wat is de betekenis van handhaven?
A
duur
B
in stand houden
C
enig in zijn soort
D
voor- en tegenspoed

Slide 3 - Quiz

Welke zin past bij 'wijten aan'?
Waarom kies je dit antwoord?
A
Het is te....mijn harde werken.
B
De winkel ... de opbrengst ... het slechte weer.

Slide 4 - Quiz


Wat past het best bij garanderen?
A
beloven
B
veranderen
C
verdienen
D
beleven

Slide 5 - Quiz

In de volgende zin staat een verhaspeling. Verbeter de zin.

Ik vind dat jij je eigen boontjes moet regelen.

Slide 6 - Open question

Wat is de grondvorm van het woord "imiteert"?
A
imiteren
B
imiteer
C
imitatie
D
geïmiteerd

Slide 7 - Quiz

Wat wordt bedoeld met "grondvorm"?
Hoe het woord in het woordenboek staat.

Slide 8 - Slide

Wat is in je eigen woorden een homoniem?

Slide 9 - Open question

rat - rad
A
synoniem
B
homoniem
C
homofoon

Slide 10 - Quiz

Op welk taalfenomeen is deze grap gebaseerd?
A
homofoon
B
antoniem
C
homoniem

Slide 11 - Quiz

Noteer de afgeleide woordvorm.
de ........... (vallen) ster

Slide 12 - Open question

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn
bij het onderwerp 'mobiele telefoons'?

Slide 13 - Mind map

Omschrijf in je eigen woorden wat een hoofdgedachte is

Slide 14 - Open question

Geef vijf tekstdoelen

Slide 15 - Open question

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over school?
A
De dierenwinkel
B
De geschiedenis van voetbal
C
Pauzes in de aula
D
Zakgeld

Slide 16 - Quiz

Wat zou een deelonderwerp kunnen zijn in een tekst over politiek?
A
Gezelschapsspellen
B
Verkiezingen
C
Vakantiereizen
D
De woestijn

Slide 17 - Quiz

Wat is het doel van deze krantenartikelen?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Instrueren/uitleggen
D
Overtuigen

Slide 18 - Quiz

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren/uitleggen

Slide 19 - Quiz

Wat is de belangrijkste zin van alinea 2?
A
Het slotevenement van Dance4Life was afgelopen zaterdag in Ahoy, Rotterdam.
B
Als beloning voor hun inzet mochten tienduizend leerlingen naar dit evenement komen.
C
Hier dansten zij met jongeren uit 26 landen tegelijk tegen aids en hiv.
D
De jongeren werden per satelliet met elkaar verbonden.

Slide 20 - Quiz

Wat is het doel van dit recept?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Instrueren/uitleg geven

Slide 21 - Quiz

Tips om de toets te leren
1. Bekijk de gele stukken
2. Websites om te oefenen:
     www.cambiumned.nl 
     www.jufmelis.nl
    It's Learning : vak Nederlands onderdeel lezen en over taal            blok 1 en 2
3. Filmpjes om naar te kijken

Slide 22 - Slide