Vrijdag 11 okt Werkwoordvormen en de tijdproef

Werkwoordsvormen
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Werkwoordsvormen

Slide 1 - Slide

 Werkwoordsvormen

Slide 2 - Slide

Werkwoordsvormen
 

Je leert hoe je werkwoordsvormen herkent in een zin

Slide 3 - Slide

Werkwoordsvormen

Welke werkwoordsvormen ken je?


  1. persoonsvorm
  2. voltooid deelwoord
  3. Infinitief



Slide 4 - Slide

werkwoordsvormen 

Slide 5 - Slide

Zal zij de zak chips weggegooid hebben?

Sleep het werkwoord naar de goede werkwoordsvorm toe.
pv
voltooid deelwoord
infinitief
zal
weggegooid
hebben

Slide 6 - Drag question

Vorige week heb ik mijn eerste leesboek gekocht.

  Sleep het werkwoord naar de goede werkwoordsvorm toe.
pv
voltooid deelwoord
infinitief
gekocht
heb

Slide 7 - Drag question

    Plaats de werkwoordsvorm in de goede kolom.
infinitief

voltooid deelwoord
glimmen

draaien
gedacht
vragen
gewezen
gefloten
worden
voorspeld
voorspelt
draait

Slide 8 - Drag question

3. Lees de zin hieronder. Zet de juiste werkwoordsvorm bij het bijbehorende werkwoord. 
Let op: er kunnen werkwoordsvormen overblijven. 
Waarom moet jij zo lachen?
persoonsvorm (pv)
voltooid deelwoord
(vd)
hele werkwoord
(hele ww)

Slide 9 - Drag question

voltooid deelwoord
andere werkwoordsvorm
fietsen
gefietst
ontdekt
ontdekte
gelogen
loog
beloofd
belooft

Slide 10 - Drag question

Tijdproef

Slide 11 - Slide

De tijdproef
Pas de tijdproef toe!
Verander de volledige zin van tijd. 

Slide 12 - Slide

Wat doe je als je de tijdproef toepast?
A
Je verandert alle werkwoorden van tijd
B
Je verandert alle woorden in de zin van tijd
C
Je verandert alleen het eerste werkwoord in de zin van tijd

Slide 13 - Quiz

Met de tijdproef kun je de persoonsvorm vinden.
A
waar
B
niet waar

Slide 14 - Quiz

Is de tijdproef of getalproef gebruikt?
De majoor loopt boos weg.
De majoren lopen boos weg.
A
tijdproef
B
getalproef

Slide 15 - Quiz

Wat is de tijdproef?
A
De persoonsvorm
B
Je verandert de tijd in een zin om de persoonsvorm te vinden
C
Het onderwerp
D
Je verandert de zin van meervoud naar enkelvoud of andersom

Slide 16 - Quiz

Bij de tijdproef verandert alleen de pv
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Pas de tijdproef toe:
Ons team telde vier jongens en vier meisjes.
A
Onze teams tellen vier jongens en vier meisjes.
B
Ons team telt vier jongens en vier meisjes
C
Ons team telden 4 jongens en 4 meisjes.
D
Ons team telt niet.

Slide 18 - Quiz

Doe de tijdproef:
Zaterdag begint het weekend.
A
Begint zaterdag het weekend?
B
Zaterdag is het weekend begonnen.
C
Zaterdag begon het weekend.
D
Zaterdag werd het weekend.

Slide 19 - Quiz

Wat is de pv in deze zin? (tijdproef)
Samen hebben we kastanjes gezocht.
A
hebben
B
Samen
C
opgezocht
D
hebben opgezocht

Slide 20 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Maak gebruik van de vraagproef of de tijdproef.

Donald Duck is al meer dan 80 jaar beroemd.
A
Donald Duck
B
is

Slide 21 - Quiz

Ik vind de persoonsvormen met een tijdproef.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Huiswerk voor di 15 okt
Leren de tijdproef.
Hij zoekt zijn schoenen (TT)
Hij zocht zijn schoenen (VT)
Maken opdracht 14 en 15

Slide 23 - Slide