30 jan 24 P3 schrijfvaardigheid

T G 3 D
30 jan.
Welkom!







1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 29 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

T G 3 D
30 jan.
Welkom!







Slide 1 - Slide

Doelen deze week


  • Mindmap maken over je boek
  • Uitleg groepsrecensie
  • Uitleg over bijzonder taalgebruik


=> TEA 3: toets schrijfvaardigheid


     

    Slide 2 - Slide

    Huiswerk

    Lezen t/m 75%





    Slide 3 - Slide

    Theorie stijlfiguren en beeldspraak

    Slide 4 - Slide

    Wat valt je op bij deze formuleringen?
    • Het enige waarin Poetin geïnteresseerd is, is macht, macht en nog eens macht. 
    • Hij koopt graag T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen: hij is gewoon dol op nieuwe kleding.
    • "Die training was echt afschuwelijk: ik ging echt dood!"



    Slide 5 - Slide

    Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap 
    1. herhaling: Poetin wil macht, macht en nog eens macht.
    2. opsomming: T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen
    3. bijzondere opsomming: climax: regen, hagel, onweer (oplopend)
    4. bijzondere opsomming: omgekeerde of anticlimax: geen auto, geen scooter, maar een gewone fiets (aflopend)
    5. parallellisme: herhaling van een bepaald zinsbouw: Als hij slaapt, laat ik hem slapen. Als hij eet, laat ik hem eten.

    Slide 6 - Slide

    Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap 
    1. antithese (tegenstelling): woorden of zinnen die samen een tegenstelling vormen, staan dicht bij elkaar: "Wij voeren geen bittere oorlog. Onze wraak is zoet."
    2. paradox: een schijnbare tegenstelling. Het lijkt of twee woorden of zinnen volledig tegengesteld zijn, maar als je goed leest, klopt het toch "We moeten vechten voor de vrede" 
    3. hyperbool (overdrijving): "Ik ging echt dood tijdens die training."

    Slide 7 - Slide

    Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap 
    1. eufemisme: stijlfiguur dat op een verzachtende manier iets uitdrukt dat moeilijk of pijnlijk is. Daardoor komen de woorden misschien hard over "Ze gaat voortaan wonen achter haar eigen naam" => scheiding "U heeft extra reistijd"=> vertraging
    2. op een retorische vraag verwacht je geen antwoord. Als de klas niet aan het werk gaat, zegt de docent "Of willen jullie je werk liever na school afmaken?"

    Slide 8 - Slide

    Beeldspraak 
    1. vergelijking (met of zonder verbindingswoord)
    2. metafoor
    3. personificatie ((Talent: vwo 2e klas § 4.2)
    4. metonymie
    Bij beeldspraak gebruik je woorden in een 
    figuurlijke betekenis. Goede beeldspraak maakt een (gesproken) tekst mooier, duidelijker en krachtiger.


    Slide 9 - Slide

    1. Vergelijking
    Bij een vergelijking is er een object (dat wat er "echt" is of letterlijk bedoeld wordt) en een beeld. Die twee worden met elkaar vergeleken.

    Object: vent (die zie je echt). Beeld dat je wilt geven: beer

    • Dat is echt een beer van een vent.
    • Ze ziet eruit als een vogelverschrikker (als: verbindingswoord)

    Slide 10 - Slide

    Je kamer ziet eruit ALS...
    Je kamer LIJKT WEL...
    ...een zwijnenstal.

    Slide 11 - Slide

    2. Metafoor
    Een metafoor lijkt op een vergelijking, maar het object (dat wat "echt" is of letterlijk bedoeld wordt) ontbreekt in een zin. 
    Spreekwoorden en uitdrukkingen zijn ook metaforen.

    • Wat een tomaat! (over een persoon met een rood hoofd)
    • Een tsunami van nieuwe voorschriften (een enorme berg)
    • Een vruchtbare vergadering (een vergadering met resultaat)
    • Zij is een spin in het web (zij heeft veel contacten)

    Slide 12 - Slide

    3. Personificatie
    • Bij een personificatie geef je menselijke eigenschappen aan een concreet, levenloos voorwerp of iets abstracts.
    • De wind huilt om het huis
    • Papier is geduldig

    Slide 13 - Slide

    4. Metonymie
    • Metonymie: als je niet rechtstreeks zegt wat je bedoelt, maar een kenmerk of detail gebruikt dat daarmee te maken heeft (Het is dus geen vergelijking).
    • Oranje heeft goud gewonnen
    • oranje => Nederlands team; goud => medaille
    • Je zegt niets: ben je je tong verloren?

    Slide 14 - Slide

    Doel 
    In je komende schrijfproducten voeg je stijlfiguren en beeldspraak toe om de boodschap krachtiger te laten overkomen.
    meer uitleg? https://www.youtube.com/watch?v=tJTJfhutwgk
    Talent: paragrafen Gedicht (1.2 / 2.2 / 3.2 / 4.2 / 5.2) 

    Slide 15 - Slide

    Literaire mindmap 
    • op A3-papier, geschreven en evt. erbij getekend
    • overzichtelijk geheel waarover je boek gaat aan de hand van geleerde literaire begrippen
    • rechts: personages, tijd, ruimte, perspectief, plot
    • links: stijl, motieven (leidmotieven/symbolen en abstracte motieven), thema/hoofdgedachte
    • vertakt: chronologie, open plekken, hamvraag, etc.

    Slide 16 - Slide

    Stijl

    Slide 17 - Slide

    Zelfstandig werken
    • Boek uitlezen
    • Mindmap maken op A3, zie eerder uitgedeeld document OF zie Teams/Lesmateriaal/P3/Literaire mindmap. Inleveren bij docent (uiterlijk di. 6 feb)

    Slide 18 - Slide

    T G 3 D
    31 jan.
    Welkom!







    Slide 19 - Slide

    Huiswerk
    Mindmap, vijf onderdelen

    Slide 20 - Slide

    Doelen deze week


    • Mindmap maken over je boek
    • Uitleg groepsrecensie
    • Uitleg over bijzonder taalgebruik


    => TEA 3: toets schrijfvaardigheid


       

      Slide 21 - Slide

      Satire (humoristische kunstuiting met stevige maatschappijkritiek)

      • Geregeld op het randje tussen grappig en grof in.

      • Vaak gepaard gaande met metaforen, hyperbolen, herhalingen, vergelijkingen. 

      • Ontdek ze in het volgende fragment! 

      Slide 22 - Slide

      Slide 23 - Video

      Om te bespreken
      • Waarover worden grappen gemaakt?
      • Is er sprake van metaforen of andere beeldspraak?
      • Wel of niet leuk?
      • Wil de cabaretier zijn gelijk halen over iets?
      • Heb jijzelf wel eens gelijk gekregen op een humoristische manier?

      Slide 24 - Slide

      Bron: De Speld, satirisch online nieuwsmedium

      Slide 25 - Slide

      Slide 26 - Video

      Om te bespreken
      • Waarover worden grappen gemaakt?
      • Is er sprake van metaforen of andere beeldspraak?
      • Wel of niet leuk?
      • Wil je cabaretier zijn gelijk halen over iets?

      Slide 27 - Slide

      Groepsrecensie

      Slide 28 - Slide

      Zelfstandig werken
      • Boek uitlezen (6 feb uit)
      • Verder werken aan Mindmap 
      • Met de opdracht groepsrecensie begin je op 6 feb. (opvang)

      Slide 29 - Slide