Oefenen met voornaamwoorden

 grammatica woordsoorten
 voornaamwoorden
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 grammatica woordsoorten
 voornaamwoorden

Slide 1 - Slide

voornaamwoorden
ezelsbruggetje
Vervangt of verwijst naar iets of iemand
(mensen = iemand) 
(dieren, planten, dingen, zaken)

Slide 2 - Slide


Soorten voornaamwoorden


  • Persoonlijk voornaamwoord: ‘Ben ik nou zo slim, of zijn jullie zo dom?’

  • Bezittelijk voornaamwoord: ‘Onze hond kan allerlei kunstjes.’

  • Wederkerend voornaamwoord: ‘Ik heb me niet gerealiseerd dat het al zo laat was.’

  • Wederkerig voornaamwoord: ‘We hebben elkaar net gemist.’


Slide 3 - Slide

Persoonlijk voornaamwoord

Een persoonlijk voornaamwoord (pers. vnw.) duidt een persoon, dier of ding aan. 

VB. Zij verloren de wedstrijd. Pas op, hij bijt! Ik heb het op tafel gelegd.

Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Een bezittelijk voornaamwoord (bez. vnw.) geeft aan van wie iets is, een bezit. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort. 

VB: jullie tuin, ons feest, jouw beste vriend

Maar: de tuin is van jullie > in dit geval is 'jullie' een pers. vnw.

 

Slide 5 - Slide

Wederkerend voornaamwoord 
het onderwerp komt terug, keert weer

Bij het leren voor deze toets verveel ik me mateloos.

Casper herkende zichzelf in het krantenartikel over het 100-jarig bestaan van het Jan van Egmond Lyceum.



Slide 6 - Slide

Wederkerig voornaamwoord
Een wederkerig voornaamwoord wordt gebruikt als twee personen een wederzijdse handeling verrichten.
Elkaar, mekaar, elkander, mekander

Voorbeeldzinnen:
Loes en Ahmed groeten elkaar.
Wij hebben mekaar gister nog gezien.



Slide 7 - Slide

Wederkerig voornaamwoord
Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: elkander.
Voorbeeldzin: Zij zijn aan elkander gewaagd. 

Soms wordt het wederkerig voornaamwoord 'elkaar' anders geschreven: mekaar.
Voorbeeldzin: We moeten met mekaar samenwerken. 

Slide 8 - Slide

Is 'mij' persoonlijk of bezittelijk:
Dat boek is van mij.
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord

Slide 9 - Quiz

Komen jullie ook naar de kampioenswedstrijd kijken?

'jullie' is een
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 10 - Quiz

Deze glutenvrije spaghetti is speciaal voor mij gemaakt.

'mij' is een
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste spelling?

A
Dat is toch jouw schrift?
B
Dat is toch jou schrift?

Slide 12 - Quiz

Het is fijn dat ik 'm nog even gesproken heb voor z'n vertrek naar Amerika.

Het =
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 13 - Quiz

Een bezittelijk voornaamwoord ...
A
Zegt iets over een werkwoord
B
Geeft aan wie iets doet
C
Geeft aan hoe iemand zich voelt
D
Geeft aan van wie iets is

Slide 14 - Quiz

Zou u ons werkstuk deze week nog voor ons kunnen nakijken, meneer?

ons =
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 15 - Quiz

Even testen of je het nog weet.
Wij vragen ons steeds af wanneer de les voorbij is.

Wat is 'ons' in deze zin?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 16 - Quiz

Hoeveel voornaamwoorden zitten er in de volgende zin:
Alleen in mijn gedichten kan zij wonen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste spelling?

A
Dat potlood is toch van uw?
B
Dat potlood is toch van u?

Slide 18 - Quiz

Jullie paspoorten zijn niet meer geldig.
'Jullie' is een
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
persoonlijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Wie haalt jullie op?

jullie =
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

Zijn pen doet het niet.

Is 'zijn' een bezittelijk of een persoonlijk voornaamwoord?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voronaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

Een persoonlijk voornaamwoord ...
A
geeft aan van wie iets is
B
zegt iets over een situatie
C
duidt een persoon of ding aan
D
zegt aan wie iets gegeven wordt

Slide 22 - Quiz

Wederkerend voornaamwoord

Vergist hij zich nu niet ?
A
Vergis
B
hij
C
zich
D
niet

Slide 23 - Quiz

Elkaar is altijd een wederkerend voornaamwoord
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quiz

Wat is elkaar namelijk ook?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Wederkerig voornaamwoord
C
Bezittelijk voornaamwoord
D
Alledrie

Slide 25 - Quiz

Wat is het wederkerend voornaamwoord?

Nu moet hij ........... haasten
A
me
B
je
C
ons
D
zich

Slide 26 - Quiz

Ik verslik me in mijn snoepje.
Wat is me?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 27 - Quiz

U heeft mij een lolly gegeven.
Wat is het woord: mij in deze zin?
A
Persoonlijk voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Wederkerend voornaamwoord
D
Wederkerig voornaamwoord

Slide 28 - Quiz