17 maart

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica en/of opdracht?
  • Bespreken 9A t/m 11
  • Vertalen 9A.  
1 / 30
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Wat doen we vandaag?
  • Vragen grammatica en/of opdracht?
  • Bespreken 9A t/m 11
  • Vertalen 9A.  

Slide 1 - Slide

Vragen grammatica en/of opdracht?

Slide 2 - Open question

Geen vragen (meer)?
  • Maak maar twee rijtjes.... 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Vragen Cultuurtekst
  • Een dialoog van Plato heet de Protagoras, waarom Protagoras?
  • Noem 3 voorbeelden van (vroege) culturen waar het ontstaan van mythes heeft plaatsgevonden.
  • Wat is het verschil tussen een mythe en een sprookje?
  • Waar dachten de Grieken dat homoseksualiteit was ontstaan?
  • Wat is de verhouding tussen εραστης en ερωμενος?
  • Uit welk oud geslacht is de liefde tussen man en vrouw ontstaan?


Slide 5 - Slide

Vragen Cultuurtekst
  • De Grieken vonden de liefde tussen twee mannen de ultieme liefde. Wat was volgens hen de functie van de liefde tussen man en vrouw?
  • Wat was het verschil tussen de Atheense maatschappij en die van ons tegenwoordig?
  • Hoezo werden vrouwen, zowel voor als na het huwelijk binnengehouden?
  • Welk risico liep je als je in een relatie ging betalen (prostitutie)?

Slide 6 - Slide

Vragen Cultuurtekst
  • Wat was het verschil tussen de Griekse oudheid en het Christendom bij het hebben van seksuele contacten?
  • Wie was Sappho?
  • Hoe verschilt de kijk op homoseksualiteit tussen ons en de oude Grieken?
  • Waarom vond men dat je als man niet aan prostitutie mocht/moest doen?
  • Waarom liet Plato in het Symposion de jonge Alkibiades klagen?

Slide 7 - Slide

ἐγὼ δὴ ὑμῖν ἡγήσομαι·

Slide 8 - Open question

καὶ γὰρ αὐτὸς ἐνδιέτριψα τῇ Ἴδῃ,
ὁπότε δὴ ὁ Ζεὺς ἤρα τοῦ μειρακίου τοῦ Φρυγός,

Slide 9 - Open question

καὶ πολλάκις δεῦρο ἦλθον ὑπ᾽ ἐκείνου καταπεμφθεὶς εἰς ἐπισκοπὴν τοῦ παιδός.

Slide 10 - Open question

καὶ ὁπότε γε ἤδη ἐν τῷ ἀετῷ ἦν,
συμπαριπτάμην αὐτῷ καὶ συνεκούφιζον τὸν καλόν,

Slide 11 - Open question

καὶ εἴ γε μέμνημαι, ἀπὸ ταυτησὶ τῆς πέτρας αὐτὸν ἀνήρπασεν.

Slide 12 - Open question

ὁ μὲν γὰρ ἔτυχε τότε συρίζων πρὸς τὸ ποίμνιον,

Slide 13 - Open question

καταπτάμενος δὲ ὄπισθεν αὐτοῦ ὁ Ζεὺς κούφως μάλα τοῖς ὄνυξι περιβαλὼν

Slide 14 - Open question

καὶ τῷ στόματι τὴν ἐπὶ τῇ κεφαλῇ τιάραν ἔχων

Slide 15 - Open question

ἀνέφερε τὸν παῖδα τεταραγμένον καὶ τῷ τραχήλῳ ἀπεστραμμένῳ εἰς αὐτὸν ἀποβλέποντα.

Slide 16 - Open question

τότε οὖν ἐγὼ τὴν σύριγγα λαβών

Slide 17 - Open question

ἀπεβεβλήκει γὰρ αὐτὴν ὑπὸ τοῦ δέους

Slide 18 - Open question

ἀλλὰ γὰρ ὁ διαιτητὴς οὑτοσὶ πλησίον, ὥστε προσείπωμεν αὐτόν·

Slide 19 - Open question

χαῖρε, ὦ βουκόλε.

Slide 20 - Open question

A Werkwoord - 1ab
  • a de beginmedeklinker + een ε
  • b een ε

Slide 21 - Slide

A Werkwoord 1d
  • λέλυμαι
  • λέλυσαι
  • λέλυται
  • λελύμεθα
  • λέλυσθε
  • λέλυνται

Slide 22 - Slide

A Werkwoord - 1ef
  • e ἀπ-ε-βεβλήκει: deze vorm heeft een augment
  • f ἐλελύμην
  • ἐλέλυσο
  • ἐλέλυτο
  • ἐλελύμεθα
  • ἐλέλυσθε
  • ἐλέλυντο

Slide 23 - Slide

A Werkwoord - 1i
  • 1 wij zijn gestuurd
  • 2 jij hebt je verstopt/bent verstopt 
  • 3 jullie waren verlaten
  • 4 hij is bewaakt
  • 5 ik was overtuigd

Slide 24 - Slide

A Werkwoord - 1i
  • 6 wij waren bewaakt
  • 7 zij hebben zich/zijn verstopt
  • 8 het was gedaan, het was af
  • 9 zijn waren genoemd/zij heetten
  • 10 jij had je voorbereid/was geprepareerd

Slide 25 - Slide

Συμβουλή 2
Van links naar rechts Hera, herkenbaar aan haar kroon (als koningin van de goden) en de leeuw als koninklijk symbool; Athena, herkenbaar aan de helm en speer en de Aegismantel; Aphrodite, herkenbaar aan de gevleugelde Eros; Hermes, herkenbaar aan de vleugels aan z’n hoed, z’n staf en z’n reizigersmantel; en rechts Paris, zittend met een lier.

Slide 26 - Slide

Συμβουλή 3
a μειράκιον (r. 2) en παῖς (r. 4 en 10)
b ὁ μὲν γὰρ ἔτυχε συρίζων πρὸς τὸ ποίμνιον dus een baby kan het niet zijn
c afbeelding 3 (het schilderij van Rembrandt)
d In afbeelding 2 is Zeus niet vermomd als adelaar, zoals in de andere afbeeldingen en in de tekst: ὁπότε γε ἤδη ἐν τῷ ἀετῷ ἦν (r. 4)
e de afbeeldingen 2 en 4

Slide 27 - Slide

Συμβουλή 4-5
  • 4 Hij plast van angst; hij huilt ook
  • 5 a Ganymedes heeft z’n hoofd (nek) gedraaid, maar kijkt niet naar de adelaar (Zeus) maar van hem weg (εἰς αὐτὸν ἀποβλέψοντα).
  • c Het schilderij heeft veel dreigend donker, een onrustige lucht.

Slide 28 - Slide

Opdracht bij de tekst
  • Kleur in elke zin:
  • De persoonsvorm.
  • Andere werkwoordsvormen in een andere kleur.
  • Alle Nominativi in een andere kleur.
  • Alle directe en indirecte objecten ieder in een andere kleur.
  • (Dus: lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp).

Slide 29 - Slide

Aan het werk.
  • Leer de woordjes en grammatica t/m 9A
  • Vertaal 9A af.

    Dit is ook huiswerk. 

Slide 30 - Slide