Spelling les 2

Deel 1: werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 
Kies bij deze opdracht altijd voor de tegenwoordige tijd.
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deel 1: werkwoorden
Vul de juiste vorm van het werkwoord in. 
Kies bij deze opdracht altijd voor de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

Korte uitleg
  • Bij al deze zinnetjes moet je een persoonsvorm invullen in de tegenwoordige tijd. De persoonsvorm tegenwoordige tijd begint altijd bij de ik-vorm (ik werk, werk jij?). In deze gevallen komt er een -t bij: jij werkt, hij werkt, zij werkt, het werkt, u werkt. In het meervoud komt er altijd -en bij (wij werken, jullie werken, zij werken).
  • Oftewel: bekijk wie/wat het onderwerp is, dan weet je of er een -t achter moet.
  • Vind je het moeilijk het onderwerp te bepalen? Probeer dan het ezelsbruggetje van de smurfen: vervang het werkwoord door een passende vorm van smurfen. Bijvoorbeeld: 'Vind jij?' wordt dan 'Smurf jij?' en dan zie je dat er geen -t achter moet.

Slide 2 - Slide

Jij ... (verbeelden) je dat je alles weet.

Slide 3 - Open question

Het ... (verbazen) mij niets dat hij afgewezen is.

Slide 4 - Open question

Onzekerheid ... (leiden) vaak tot problemen.

Slide 5 - Open question

Wie ... (vertellen) hier al die onzin?

Slide 6 - Open question

Hij ... (verwennen) zijn kinderen te veel.

Slide 7 - Open question

De informateur ... (onderhandelen) vandaag met alle betrokken partijen.

Slide 8 - Open question

Waar ... (vinden) je dat nog tegenwoordig?

Slide 9 - Open question

... (vinden) jij dat niet vervelend?

Slide 10 - Open question

De verdachte ... (ontkennen) alle betrokkenheid.

Slide 11 - Open question

Mevrouw Peters ... (weiden) er niet langer over uit.

Slide 12 - Open question

Alles is goed, als je maar op tijd ... (betalen).

Slide 13 - Open question

Jij ... (kleden) je altijd zo excentriek.

Slide 14 - Open question

Dit bedrijf ... (bieden) je de mogelijkheid jezelf te ontwikkelen.

Slide 15 - Open question

Ik ... (aanvaarden) jouw excuus.

Slide 16 - Open question

Onze directeur ... (verzamelen) oude ansichtkaarten.

Slide 17 - Open question

Laat je docent weten of je nog vragen hebt.

Slide 18 - Open question

Deel 2: moeilijke woorden
Neem elk woord met ontbrekende letters over en vul daarbij de juiste letters in: c, k, cc of kk.

Slide 19 - Slide


een leuke a_tie bedenken

Slide 20 - Open question


de produ_tie verhogen

Slide 21 - Open question


de a_ommodatie bezichtigen

Slide 22 - Open question


het contra_t ondertekenen

Slide 23 - Open question


de koopa_te doorlezen

Slide 24 - Open question


sele_tief te werk gaan

Slide 25 - Open question


iets dire_t uitvoeren

Slide 26 - Open question


niet fun_tioneel zijn

Slide 27 - Open question


een ele_tricien raadplegen

Slide 28 - Open question


met iets a_oord gaan

Slide 29 - Open question

Wat heb je nu geoefend?
  • moeilijke woorden met de c of k, waar je een k-klank hoort
  • Deze woorden moet je kennen, we noemen dat ook wel 'weetwoorden'. Je moet weten of je een c of k schrijft, daar zijn geen duidelijke regels voor. 
  • Welke weetwoorden wist jij niet? Schrijf die nog een aantal keren (minimaal 5x per woord) correct over in een oefenschrift.

Slide 30 - Slide

Einde oefenles 2

Slide 31 - Slide