Spelling les 6

Deel 1: werkwoorden
Bekijk de uitlegvideo. 
In de volgende oefening kom je het werkwoord tegen in de persoonsvorm óf als voltooid deelwoord. Vul de juiste vorm in. Als er geen tijdsaanduiding staat, kies je de tegenwoordige tijd.
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Deel 1: werkwoorden
Bekijk de uitlegvideo. 
In de volgende oefening kom je het werkwoord tegen in de persoonsvorm óf als voltooid deelwoord. Vul de juiste vorm in. Als er geen tijdsaanduiding staat, kies je de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Wat is daar allemaal ... (gebeuren)?

Slide 3 - Open question

Wat ... (gebeuren) daar allemaal?

Slide 4 - Open question

Ik denk dat mijn collega deze klacht zelf ... (behandelen).

Slide 5 - Open question

Wij rekenen erop dat een deskundige deze kwestie ... (beoordelen).

Slide 6 - Open question

U ... (behandelen) mij niet zoals het hoort.

Slide 7 - Open question

Ik heb altijd in een goede afloop ... (geloven).

Slide 8 - Open question

Zij werd ... (herkennen) door haar vroegere collega.

Slide 9 - Open question

... (betalen) u het bij levering?

Slide 10 - Open question

... (bevestigen) u uw komst per ommegaande?

Slide 11 - Open question

Ik hoop dat mijn vader alle fouten ... (verbeteren).

Slide 12 - Open question

Zij hebben de brief nog niet ... (versturen).

Slide 13 - Open question

Wij zijn tijdens die vakantie twee keer ... (beroven).

Slide 14 - Open question

Wie ... (behandelen) hier alle binnengekomen klachten?

Slide 15 - Open question

Hij ... (bemoeien) zich graag met anderen.

Slide 16 - Open question

Wij gaan ervan uit dat zijn baas ons ... (vertrouwen).

Slide 17 - Open question


Laat je docent weten of je nog vragen hebt. Vond je dit moeilijk? Bekijk de video in de volgende dia.

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Video

Deel 2: c, k of ck
Neem elk woord met ontbrekende letters over en vul daarbij de juiste letters in: een -c, een -k, of -ck.

Slide 20 - Slide


het vernieuwde produ_t

Slide 21 - Open question


het is een leuk _adeau

Slide 22 - Open question


zij sloeg de ho_eybal hard weg

Slide 23 - Open question


op een va_ature reageren

Slide 24 - Open question


de tru_endoos opentrekken

Slide 25 - Open question


voorzichtig met al_ohol

Slide 26 - Open question


het _omité doet verslag

Slide 27 - Open question


de _riticus had een mild oordeel

Slide 28 - Open question


de inspe_tie komt langs

Slide 29 - Open question


van lo_atie wisselen

Slide 30 - Open question

Wat heb je nu geoefend?
  • woorden met een c, k, of ck
  • Deze woorden moet je kennen, we noemen dat ook wel 'weetwoorden'. Je moet weten of je c, k of ck schrijft, daar zijn geen regels voor.
  • Welke weetwoorden wist jij niet? Schrijf die nog een aantal keren (minimaal 5x per woord) correct over in een oefenschrift.

Slide 31 - Slide

Einde oefenles

Slide 32 - Slide