Spelling les 12

Deel 1: werkwoorden
In de volgende oefening kun je alle mogelijke werkwoordsvormen tegenkomen. Als er geen duidelijke tijdsaanduiding in de zin is, gebruik je de tegenwoordige tijd.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Deel 1: werkwoorden
In de volgende oefening kun je alle mogelijke werkwoordsvormen tegenkomen. Als er geen duidelijke tijdsaanduiding in de zin is, gebruik je de tegenwoordige tijd.

Slide 1 - Slide

Het lijkt me verstandig als je dat even ... (downloaden).

Slide 2 - Open question

Deze brief is ... (bestemmen) voor de heer Groen.

Slide 3 - Open question

De ijzel ... (leiden) gisteren tot veel problemen op de weg.

Slide 4 - Open question

Hij ... (rijden) te hard tijdens het slechte weer deze week.

Slide 5 - Open question

De topschaatser is door de burgemeester ... (verwelkomen).

Slide 6 - Open question

Zij ... (verwonden) zich aan een spijker toen ze aan het klussen was.

Slide 7 - Open question

Omdat het vanochtend zo ... (misten), zijn we wat eerder van huis gegaan.

Slide 8 - Open question

Wij ... (verwachten) die uitnodiging gisteren niet meer.

Slide 9 - Open question

Vorige week ... (melden) hij zich bij de politie.

Slide 10 - Open question

Ik weet dat jij tot de beste hardlopers ... (behoren).

Slide 11 - Open question

Die flat ... (worden) verkocht.

Slide 12 - Open question

... (worden) je niet te gauw boos?

Slide 13 - Open question

... (binden) jij dat even vast aan die paal?

Slide 14 - Open question

Zij heeft al die e-mails ... (beantwoorden).

Slide 15 - Open question

Wij wilden niet zo lang ... (wachten).

Slide 16 - Open question

Deel 2: a, e, i of u
Neem elk woord met ontbrekende letters over en vul daarbij de juiste letters in: een -a, -e, -i, of -u.

Slide 17 - Slide


een min_scuul steentje

Slide 18 - Open question


iets stiek_m doen

Slide 19 - Open question


last van cellulit_s hebben

Slide 20 - Open question


het chol_sterolgehalte bepalen

Slide 21 - Open question


dat kind heeft bronchit_s

Slide 22 - Open question


de lux_euze vakantie

Slide 23 - Open question


de rep_ratie direct uitvoeren

Slide 24 - Open question


een min_tieus onderzoek

Slide 25 - Open question


een repr_mande krijgen

Slide 26 - Open question


hij gaat lin_a recta naar huis

Slide 27 - Open question

Wat heb je nu geoefend?
  • woorden met -a, -e, -i of -u.
  • Deze woorden moet je kennen, we noemen dat ook wel 'weetwoorden'. Je moet weten welke letters bij welk woord horen, daar zijn geen regels voor.
  • Welke weetwoorden wist jij niet? Schrijf die nog een aantal keren (minimaal 5x per woord) correct over in een oefenschrift.

Slide 28 - Slide

Einde oefenles

Slide 29 - Slide