voorbeelden - kom je eruit?
Ik zou daar wel blij van kunnen worden.
wg/ng = ng => zou blij kunnen worden
Het blijkt altijd zo te zijn gegaan.
wg/ng = wg => blijkt te zijn gegaan
Om te bepalen of in bovenstaande zinnen een ng of een wg zit, kun je het beste de werkwoorden in de zin benoemen (hww,kww,zww).