week 7/8: formatieve toets + introductie lv en mv

Welkom!
Welkom 

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Welkom 

Slide 1 - Slide

Deze les
1.  Nieuwe stof: wat kan je daar al van? 
2. Start uitleg
3. Weektaak (les 22: 1 t/m 8)

Slide 2 - Slide

Formatieve toets
Je krijgt zo een blaadje met vragen. 
Schrijf je naam op
Maak de vragen op het blaadje 

Klaar? Lees de stof door uit les 22 en start met opdracht 1

Slide 3 - Slide

Startopdracht
Je kan iets  geven aan iemand, maar je kan niet iets fietsen aan iemand. 
Sommige werkwoorden hebben dus iets extra's nodig en sommige niet. Bedenk bij de volgende werken of je er: iets bij kunt zetten en OF je er ook aan iemand bij kunt zetten:
Voorbeeld:  ontzeggen: aan iemand iets ontzeggen of beoordelen: iets beoordelen
bedoelen:
stelen:
zwemmen:
inspireren:
vertellen: 



Slide 4 - Slide

voorwerpen
Elke zin heeft een gezegde (alle werkwoorden uit de zin). Soms heeft een zin ook een lijdend voorwerp en soms ook nog een meewerkend voorwerp

Dat zijn ook weer zinsdelen. Net zoals de persoonsvorm, onderwerp en werkwoordelijk gezegde. 


Slide 5 - Slide

Lijdend voorwerp (lv)
Het lijdend voorwerp is een nieuw zinsdeel. 

Bij het lijdend voorwerp 'overkomt iemand' of 'ondergaat een onderwerp' iets. 

Lijdend voorwerp (lv)

Slide 6 - Slide

Lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp vind je door te vragen: 
WIE (OF WAT) + WERKWOORDELIJK GEZEGDE + ONDERWERP

Let op: 
  • niet elke zin heeft een lijdend voorwerp: geen goed antwoord op de vraag? Geen lijdend voorwerp!
  • Lijdend voorwerp begint nooit met een voorzetsel!
Het lijdend voorwerp
Het lijdend voorwerp is de persoon die iets overkomt in de zin.

Slide 7 - Slide

Meewerkend voorwerp
Een meewerkend voorwerp is iemand die meewerkt met het onderwerp. Het meewerkend voorwerp ontvangt iets.

Leon geeft een cadeau aan Emma.

Let op! Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp.

Slide 8 - Slide

Hoe vind je het MV?

Vraag:
Aan wie of voor wie + wwg + O+ LV
(aan wie/voor wie+ alles)

Is vaak (niet altijd!) een persoon of dier of personage

Slide 9 - Slide

Volgorde zinsontleden!
Stap 1: PV
Stap 2: OW
Stap 3: WG
NIEUW:
Stap 4: LV
Stap 5: MV

Slide 10 - Slide

Wat is een lijdend voorwerp?
A
iets dat nodig is voor de handeling uit de zin
B
iets of iemand die de handeling uitvoert
C
iemand die iets zegt
D
het lijdend voorwerp bestaat niet

Slide 11 - Quiz

Hoe vind je het lijdend voorwerp?
A
Een vraagzin maken
B
Aan wie of voor wie...?
C
Wie/wat+pv+o+gezegde
D
Wie/wat+gezegde

Slide 12 - Quiz

Wat is het lijdend voorwerp?

Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden.
A
Deze klas
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
vinden

Slide 13 - Quiz

Wat is het meewerkend voorwerp?
Hun vertelde ik de waarheid.
A
hun
B
ik
C
de waarheid

Slide 14 - Quiz

Weektaak les 22

Voor deze week is de weektaak: opdracht 1 t/m 8

Klaar? Dan kijk je na? 
Ook klaar met nakijken? Dan ga je door met de andere opdrachten 

Je mag zachtjes overleggen (FLUISTEREN!)

Slide 15 - Slide

Wat heb je voor nieuws geleerd deze les? Noem minimaal 1 ding.

Slide 16 - Open question

Formatieve toets
Werkwoordspelling
- Stap 1: is het de persoonsvorm of niet?
- Vergeet bij meervoud (vt) niet ook het werkwoord in mv te zetten! 
Ontleden
- Lees de opdracht door en maak de hele opdracht! 
- PV is ook altijd deel van WG: daar mag je dus beide bijschrijven
HWW + ZWW
- Ging over het algemeen heel goed! 

Slide 17 - Slide

Deze week
Les 1: herhalen mv + lv + weektaak 
Les 2: uitleg bijwoordelijke bepaling
Les 3 + 4: herhalen bijwoordelijke bepaling + stillezen 

Slide 18 - Slide

Deze les
1. Wat weet je nog over het lv + mv? 
2. Uitleg BWB 
3. Weektaak of extra uitleg
4. Les afsluiten

Slide 19 - Slide


DE NIEUWE EIGENAAR VAN HET RESTAURANT BELOOFT DE WERKNEMERS EEN CONTRACTVERLENGING. 



Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp

Slide 20 - Slide

NU JIJ:

Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp


De schrijver Ottolenghi heeft een aantal succesvolle culinaire boeken geschreven.

Ik doneer af en toe geld aan Amnesty International 


Slide 21 - Slide

lv + mv
Een zin kan een lijdend voorwerp hebben: iets of iemand dat iets 'ondergaat'
Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp. 
wie of wat + wg + ow

Een zin kan een meewerkend voorwerp hebben: iets of iemand voor wie iets wordt gedaan. Niet iedere zin heeft een meewerkend voorwerp. 
aan wie of wat + wg + ow + lv

Slide 22 - Slide

Wat weet je al?


Kies een van de foto's. Probeer (de sfeer) van de foto in een paar zinnen zo goed mogelijk te beschrijven.

- waar is het? 
- hoe is het daar? 



Slide 23 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
- Er kunnen er meerdere in één zin zitten
- Soms is het echt een woordgroep
- Soms is het maar één woord
- Ook een vraagwoord is een bijwoordelijke bepaling (wanneer, waarom etc)

Slide 24 - Slide

Bijwoordelijke bepaling (bwb)
Is ontzettend belangrijk in taal: daar geef je namelijk vanalles mee aan:

- waar iets plaatsvindt  (In lokaal 110)
- wanneer iets gebeurt  (Het 5e lesuur)
- waarom iets gebeurt  (Vanwege de lesplanning) 
- met wie iets gebeurt  (Met klas AG1A)
- hoe iets gebeurt   (Met veel plezier) 
en een heleboel nuances 

Slide 25 - Slide

MET VEEL RISICO REMDE MAX VERSTAPPEN VLAK VOOR DE BOCHT OP HET NATTE ASFALT ACHTER ZIJN VOORGANGER. 

Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp
Stap 6: bijwoordelijke bepaling 




Slide 26 - Slide

NU JIJ:

Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp
Stap 6: bijwoordelijke bepaling


Mindfulness helpt niet altijd


Een Belgisch koppel heeft per ongeluk al hun contante spaargeld weggegooid in een vuilnisbak. 


Slide 27 - Slide

Weektaak les 22
KIES: ga aan je weektaak of krijg extra uitleg
Maak opdracht:  2, 3, 5, 6, 7, en 8

Klaar? Dan kijk je na? 
Ook klaar met nakijken? Dan maak je het extra oefenblad. 

Je werkt 10 minuten in stilte (geen vragen) 
timer
10:00

Slide 28 - Slide

Deze les
1. Bijwoordelijke bepaling: wat weet je al
2. Uitleg bijwoordelijke bepaling
3. Samen oefenen
4. Weektaak 
5. Afsluiten 

Slide 29 - Slide

Weektaak les 37
Let op: alleen 2e deel van les 37 (bwb)
Maak opdracht: 6, 7 en 10

Klaar? Dan kijk je na? 
Ook klaar met nakijken? Dan maak je het extra oefenblad (voorzetselvoorwerp hoef je niet te maken). 

Je werkt 10 minuten in stilte (geen vragen), daarna mag je fluisteren.
timer
10:00

Slide 30 - Slide

Einde van de les

Slide 31 - Slide

Welkom!
Welkom 

Etui, lesboek, schrift, leesboek, laptop dicht op tafel.


Slide 32 - Slide

Welkom!
Stillezen
Pak je boek en ga stillezen 

timer
30:00

Slide 33 - Slide

Deze les
1.  Stillezen
2. Oefening perspectief
-pauze- 
3. Oefenen ontleden + bwb 
4. Aan de slag
5. Quiz werkwoordspelling! 
5. Afsluiten 

Slide 34 - Slide

Mindmap leesboek
Je maakt een mindmap over de hoofdpersoon uit jouw boek.  Dat helpt je om te bepalen welk perspectief je boek heeft en wat jij allemaal weet over je hoofdpersoon. 

Stap 1: start met de naam van de hoofdpersoon
Stap 2: schrijf alles op wat je van hem/haar weet. 
Hobby's, uiterlijk, familie, en alles waar je nog meer aan denkt 

Stap 3: bespreek het na 10 minuutjes met de klasgenootje. Kan je jouw mindmap nog aanvullen? 

Slide 35 - Slide

Zij kreeg op haar verjaardag een prachtige nieuwe fiets. 


Stap 1: de persoonsvorm
Stap 2: het werkwoordelijk gezegde
Stap 3: onderwerp
Stap 4: lijdend voorwerp
Stap 5: meewerkend voorwerp
Stap 6: bijwoordelijke bepaling 



Slide 36 - Slide

Thomas Edison vond lang geleden de elektrische gloeilamp uit.






nu jij!

Slide 37 - Slide

Weektaak les 37
Let op: alleen 2e deel van les 37 (bwb)
Maak opdracht: 6, 7 en 10?
Heb je de weektaak van les 22 al af? 
> 2, 3, 5, 6, 7 en 8
Klaar? Dan kijk je na? 
Ook klaar met nakijken? Dan maak je het extra oefenblad. 

Je werkt 10 minuten in stilte (geen vragen) 
timer
10:00

Slide 38 - Slide

Quiz werkwoordspelling
Iemand 0 fouten gemaakt? Dan volgt maandag een traktatie! 




Slide 39 - Slide