Poëzie H2

Poëzie H2
- herhaling Woordenschat H1 en H2 en Poëzie H1
- maken opdracht 1 en 2 (blz 40)
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Poëzie H2
- herhaling Woordenschat H1 en H2 en Poëzie H1
- maken opdracht 1 en 2 (blz 40)

Slide 1 - Slide

antwoorden opdr. 4
1 Alinea 4: boekdelen spreken – zeer duidelijk zijn; een duidelijke boodschap hebben
Alinea 7: (geen) zoden aan de dijk zetten – (niet) helpen; (geen) effect hebben
Alinea 8: je vingers niet willen branden – geen risico’s willen nemen
een veto uitspreken – verbieden
moord en brand schreeuwen – luid en duidelijk protesteren (meestal ten onrechte)

Slide 2 - Slide

2 a Alinea 4
twee metaforen: sluipmoordenaar – iets wat onverwacht tot ernstige ziekte en de dood kan leiden; kloof – zeer groot verschil
een metafoor in een werkwoord: gaapt – (de kloof) is duidelijk heel diep
b Alinea 5
twee metoniemen: rijk en arm – rijke mensen en arme mensen
c Alinea 6
een metafoor: konijnenvoer – eten dat normaal aan konijnen gevoerd wordt, zoals sla en wortelen; veelal negatieve aanduiding voor gezond, vegetarisch voedsel
d Alinea 8
drie metaforen: licht – perspectief, zienswijze; prikkels – stimulans; val – ondergang

Slide 3 - Slide

3 a Alinea 1: niet onaanzienlijke (litotes)
b Alinea 2: het kost niets, nou ja, een grijpstuiver (hyperbool)
c Alinea 3: nogal wat (understatement)
puilen … uit (hyperbool)
d Alinea 6: geen konijnenvoer (hyperbool) (ook goed: woedende)
weldoorvoede (eufemisme voor ‘dikke’)
e Alinea 7: een bom suiker (hyperbool)
niet echt geneigd tot (litotes)
f Alinea 8: hadden het makkelijk (hyperbool) (ook goed: zeven euro).

Slide 4 - Slide

de ergste aller dagen: 1 april
ik weiger om vandaag uit bed te stappen
uit angst voor flauwekul en dito grappen
de dekens bieden dekking, ik lig stil

A
gekruist rijm
B
gepaard rijm
C
omarmend rijm

Slide 5 - Quiz

Welke vorm van beeldspraak herken je? De samenleving is ziek.
A
metafoor
B
metonymia
C
vergelijking
D
synesthesie

Slide 6 - Quiz

'De wind huilt door de bomen.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymie
D
vergelijking

Slide 7 - Quiz

Een vriend van wiens bestaan je amper nog iets wist
maar die je al die jaren pijnlijk hebt gemist
A
gekruist rijm
B
omarmend rijm
C
gepaard rijm

Slide 8 - Quiz

'Geef mij nog eens een glas'. Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
synesthesie
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 9 - Quiz

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 10 - Quiz

12. Welke vorm van beeldspraak herken je? De schuwe pluimstaart klom heel snel de boom in.
A
metafoor
B
personificatie
C
metonymia
D
vergelijking

Slide 11 - Quiz

Het statige standbeeld staarde naar de horizon
A
assonantie
B
alliteratie
C
eindrijm

Slide 12 - Quiz

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
metonymie
C
metafoor
D
personificatie

Slide 13 - Quiz

10. Welke vorm van beeldspraak? Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.
A
personificatie
B
vergelijking
C
metonymia
D
metafoor

Slide 14 - Quiz

Deze leerling is niet achterlijk.
A
ironie
B
litotes
C
hyperbool
D
understatement

Slide 15 - Quiz

Alliteratie is beginrijm
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Mijn tante heeft voor één ochtend in de week een INTERIEURVERZORGSTER.
A
eufemisme
B
understatement
C
litotes
D
hyperbool

Slide 17 - Quiz

De stad is stil.
De straten
hebben zich verbreed
A
alliteratie
B
assonantie

Slide 18 - Quiz

Wilhelmus van Nassouwe
Ben ick van Duystschen bloet,
Het Vaderlandt getrouwe
Blijf ick tot inden doet

A
Gekruist rijm
B
Gepaard rijm
C
Omarmend rijm

Slide 19 - Quiz