What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
HET BIJWOORD │ het bijwoord / Bama-Dnsc
Adverbe/ Het bijwoord
herkennen en toepassen
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
This lesson contains
18 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Adverbe/ Het bijwoord
herkennen en toepassen
Slide 1 - Slide
Wanneer is een woord een bijwoord?
Slide 2 - Slide
Als een woord aangeeft:
- waar
- wanneer
- en hoe iets gebeurd.
Slide 3 - Slide
Waar zegt een bijwoord iets over?
Een bijwoord zegt iets over andere woorden.
Bijvoorbeeld:
Een werkwoord:
vb: Elle
a
vraiment
gagné
la compétition?
Ee
n bijvoeglijk naamwoord:
Cette voiture est
vraiment
belle
.
Een ander bijwoord:
Il parle
vraiment
bien
l’anglais.
Een hele zin
.
Malheureusement
,
j’ai perdu mon sac à dos.
Slide 4 - Slide
Hoe maak je het bijwoord van regelmatig bijwoord?
Door achter een bijvoeglijk naamwoord een klinker (a-e-i-o-u-y) eindigt - ment te zetten.
Voorbeeld:
poli —-> poliment / vrai —-> vraiment / terrible —> terriblement.
Als het bijvoeglijk naamwoord op een medeklinker eindigt, maak je het bijvoeglijk naamwoord eerst vrouwelijk.
Voorbeeld: Seul —-> seule —---> seulement.
Slide 5 - Slide
Hoe vorm je het bijwoord
in het Frans?
Slide 6 - Open question
Hoe vorm je het bijwoord in het Frans?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Kies het juiste antwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over:
een zelfstandig naamwoord
een werkwoord
een ander bijwoord
een ander bijvoeglijk naamwoord
Slide 9 - Drag question
Koppel de kenmerken aan de juiste woordsoort.
bijvoeglijk
naamwoord
bijwoord
zegt iets over een zelfstandig naamwoord
kan mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud en meervoud zijn
zegt iets over een werkwoord, een bijwoord of een bijvoeglijk naamwoord
heeft veel uitzonderingen
maak je meestal met -ment
onregelmatige vormen: bien, mieux, mal, vite
Slide 10 - Drag question
Welke is een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Bijvoeglijk naamwoord
Bijwoord
Il roule
vite
.
C'est une
belle
fille.
Heureusement
, il est là.
J'ai une voiture
rapide
.
Il est
très
beau.
Tu travailles
mal
.
Un
nouveau
film.
Patricia et Paul sont
sympas
Slide 11 - Drag question
Kies het bijwoord
A
lent
B
lentement
C
lentment
D
lente
Slide 12 - Quiz
Schrijf het bijwoord van de volgende bijvoeglijk naamwoorden :
joli, meilleur, premier, joyeux
timer
1:30
Slide 13 - Open question
Bijwoord:
kies het bijwoord die past bij deze zin
Elle prépare ......... une tarte.
A
rapide
B
rapidemment
C
vite
D
rapid
Slide 14 - Quiz
Maak van het bijvoeglijk naamwoord (gentil)
een bijwoord
Elle joue ............ avec son amie.
timer
1:00
Slide 15 - Open question
Maak van het bijvoeglijk naamwoord (bon)
een bijwoord
Vous travaillez ... en classe?
timer
1:00
Slide 16 - Open question
Wat weet je?
Ik weet het verschil tussen bijvoeglijk nmw. en bijwoord.
Ik de onregelmatige bijwoorden.
Ik weet wanneer ik het bijwoord gebruik.
Slide 17 - Slide
Ik begrijp het bijwoord
😒
🙁
😐
🙂
😃
Slide 18 - Poll
More lessons like this
LES over l'adverbe │ het bijwoord / Bama-Dnsc NIET gebruiken
April 2023
- Lesson with
18 slides
Frans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2,3
Adjectif et Adverbe
October 2023
- Lesson with
21 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
week 6
May 2023
- Lesson with
30 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Adjectif et Adverbe
January 2024
- Lesson with
35 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V5: Grammaire periode 2
January 2023
- Lesson with
13 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Adjectif et Adverbe
September 2022
- Lesson with
25 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
h3 week 50
December 2023
- Lesson with
43 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
3THV - L'adverbe - het bijwoord
April 2021
- Lesson with
22 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3