Devoir (moeten)

Het werkwoord Devoir
1 / 15
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het werkwoord Devoir

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Wat betekent devoir

Slide 3 - Open question

devoir in 3 tijden

- présent = tt: ik moet

- passé composé = v.t.t. : ik heb gemoeten

- imparfait = o.v.t : ik moest

Slide 4 - Slide

vertaal: ik moet (= présent)

Slide 5 - Open question

welk hulpwerkwoord gebruik je bij de passé composé: ik .... gemoeten

Slide 6 - Open question

wat is het voltooid deelwoord van moeten: ik heb....../j'ai......

Slide 7 - Open question

imparfait: hoe maak je die stam ook al weer?

Slide 8 - Open question

vul alle achteruitgangen
van imparfait in

Slide 9 - Mind map

wat is de nous vorm van de présent van devoir?
A
nous devoirons
B
nous devons
C
nous avons dû
D
nous devions

Slide 10 - Quiz

vul in:
tu ....... acheter des pommes (imparfait)

Slide 11 - Open question

kies uit:
jullie hebben op tijd moeten vertrekken (passé composé)
A
vous devons partir à l'heure
B
vous deviez partir à l'heure
C
vous devez partir à l'heure
D
vous avez dû partir à l'heure

Slide 12 - Quiz

Vertaal: jij moet werken (travailler)

Slide 13 - Open question

Wij moesten praten (parler)

Slide 14 - Open question

Zij heeft moeten betalen (payer)

Slide 15 - Open question