Huiswerk basisstof 4

Pak je werkboek
We gaan het huiswerk bespreken via LU.
Maar eerst HW controle !!!
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Pak je werkboek
We gaan het huiswerk bespreken via LU.
Maar eerst HW controle !!!

Slide 1 - Slide

Welk kenmerk hoort NIET bij slagaders?
A
De bloeddruk is hoog
B
Ze liggen dieper in het lichaam
C
Ze bevatten kleppen
D
Het bloed stroomt van het hart weg

Slide 2 - Quiz

Bij welk bloedvat hoort het kenmerk "één cellaag dik" ?
A
Haarvaten
B
Aders
C
Slagaders
D
Kransslagaders

Slide 3 - Quiz

Waar is de bloedstroom kloppend?
A
Aders
B
Haarvaten
C
Leverader
D
Slagaders

Slide 4 - Quiz

Dit is een haarvat.
Welke stoffen bevat het
vocht bij pijl Q en R?
A
Q= zuurstof en afvalstoffen R = koolstofdioxide en voedingsstoffen
B
Q= zuurstof en voedingsstoffen R = koolstofdioxide en alvalstoffen
C
Q= koolstofdioxide en afvalstoffen R = zuurstof en voedingsstoffen
D
Q= koolstofdioxide en voedingsstoffen R = zuurstof en alvalstoffen

Slide 5 - Quiz

Slide 6 - Slide

Kun je uit de stroomrichting in dit bloedvat (van het proefje) afleiden of dit bloedvat
een ader of een slagader is?
A
Ja, het is een ader, want het bloed stroomt van rechts naar links (naar het hart toe)
B
Ja, het is een ader, want het bloed stroomt van rechts naar links (van het hart af)
C
Ja, het is een slagader, want het bloed stroomt van rechts naar links (naar het hart toe)
D
Ja, het is een slagader, want het bloed stroomt van rechts naar links (van het hart af)

Slide 7 - Quiz

Bekijk de afb. 18 bij opdracht 17. Wat heb jij ingevuld bij
de nummers 2, 7, 13 en 18?
A
2=halsader; 7=leverslagader 13=linkerboezem; 18=nierslagader
B
2=halsader; 7=leverader 13=linkerkamer; 18=nierslagader
C
2=halsader; 7=leverader 13=linkerboezem; 18=darmslagader
D
2=halsslagader; 7=leverader 13=linkerkamer; 18=darmslagader

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Slide

Afb. 19 - Waar stroomt het meeste
bloed naartoe?
A
in rust: nieren bij inspanning: hersenen
B
in rust: nieren bij inspanning: spieren
C
in rust: verteringsorganen bij inspanning: hersenen
D
in rust: verteringsorganen bij inspanning: spieren

Slide 10 - Quiz

Het bloed in de poortader gaat naar de lever TOE. Toch is het zuurstofarm. Hoe komt dit?
A
De lever heeft niet zoveel zuurstof nodig.
B
Alle voedingsstoffen in de poortader verbruiken de zuurstof.
C
Het bloed komt uit het darmkanaal. En daar is zuurstof verbruikt voor de verbranding.
D
De poortader is één cellaag dik en verliest daardoor de zuurstof.

Slide 11 - Quiz

Een witte bloedcel gaat via de kortste weg van een haarvat in het linkerbeen naar een haarvat in het rechterbeen. Hoe vaak komt deze witte bloedcel onderweg door het hart?
A
1x
B
2x
C
3x
D
Dat verschilt, afhankelijk of de persoon in rust is of niet.

Slide 12 - Quiz

De witte bloedcel van de vorige vraag gaat vervolgens door: linkerbeenader - onderste holle ader - rechterboezem - rechterkamer - longslagader - longhaarvaten - linkerboezem - linkerkamer - aorta - rechterbeenslagader.

Welk bloedvat mist er in dit rijtje?

Slide 13 - Open question

Bekijk afb. 20 bij opdracht 19. Waarom gaat de bloeddruk op en neer bij de slagaders?
A
Dat is de boven- en onderdruk door het samentrekken/ontspannen van de kamers.
B
Dat is de boven- en onderdruk door het samentrekken/ontspannen van de boezems.
C
De kleppen in de slagaders zorgen voor een wisselende bloeddruk.
D
De hartkleppen in het hart zorgen voor een wisselende bloeddruk.

Slide 14 - Quiz

Uit welke delen bestaat
het hart van een kikker?
A
Uit 2x boezem en 1x kamer
B
Uit 1x boezem en 2x kamer
C
Uit 2x boezem en 2x kamer
D
Uit 1x boezem en 1x kamer

Slide 15 - Quiz

Bij een kikker vindt ademhaling plaats met de longen en de huid. Het bloed dat in deze organen zuurstofrijk is geworden, stroomt terug naar het hart.

Bevat het bloed in de rechterboezem van een kikker meer of minder zuurstof dan het bloed in de rechterboezem van een mens? Leg je antwoord uit.
A
Minder zuurstof, want een kikker heeft minder zuurstof nodig.
B
Minder zuurstof, omdat in de huid het zuurstof wordt verbruikt bij verbranding.
C
Meer zuurstof, want een kikker heeft meer zuurstof nodig.
D
Meer zuurstof, want het is gemengd bloed (met zuurstofrijk bloed van de huid).

Slide 16 - Quiz

Huiswerk voor DI 6 december
Bestudeer thema 3, basisstof 5 
en maak opdracht 21-22-23
Donderdag 1 december
PO (practicum) in lokaal 117
Werk in 3-tallen
GEEN mobiel
Handboek mag erbij (voeding en vertering)
Is voor een cijfer - weging 1x

Slide 17 - Slide