2BK 3.3 Lezen deel 1+2

2B Nederlands 3.3 Lezen deel 1






Pak voor je: Je Nederlands boek op blz. 162
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

2B Nederlands 3.3 Lezen deel 1






Pak voor je: Je Nederlands boek op blz. 162

Slide 1 - Slide

Doelen van deze les
  • Je kunt feiten, meningen en argumenten herkennen

Slide 2 - Slide

Feit of mening?
Feit:
  • Uitspraak over iets wat waar of niet waar is
  • Een feit kan je controleren

Mening:
  • Wat iemand ergens van vindt
  • Het is niet controleerbaar
  • Je kunt het eens of oneens zijn

Slide 3 - Slide

Mening en argument
Als je vertelt wat je van iets vindt, dan geef je je mening.

 Vaak geef je daar een argument bij: de reden waarom je iets vindt. Hoe beter het argument is, hoe eerder de ander het met je eens zal zijn.








Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Feit, mening of argument?

Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 6 - Quiz

Feit, mening of argument?

'...want het is een veelzijdig vak.'
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 7 - Quiz

Feit, mening of argument?

Koken is moeilijk.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 8 - Quiz

Feit, mening, of argument?
Chocolade is lekker.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 9 - Quiz

Feit, mening of argument?

Omdat ik morgen naar de tandarts moet.
A
Feit
B
Mening
C
argument

Slide 10 - Quiz

Aan de slag!
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4  blz . 162/163
Klaar: Ga dan oefenen in 'Versterk jezelf'
werkwoorden 

timer
5:00

Slide 11 - Slide

Nederlands 3.3 deel 2
Blz. 164 van je boek

Slide 12 - Slide

Lesdoel
Je herkent signaalwoorden die een reden aangeven
Je kunt signaalwoorden die een reden aangeven gebruiken in je eigen zinnen

Slide 13 - Slide

Welke signaalwoorden ken jij nog
(denk aan de signaalwoorden voor een tegenstelling, voorbeeld of opsomming)?

Slide 14 - Mind map

Nieuw: signaalwoorden voor een reden
In een tekst geven signaalwoorden het verband aan tussen woorden, zinnen of alinea’s. 

Deze signaalwoorden geven een reden aan: want, omdat, daarom, vanwege, immers, namelijk
Ook een argument is een reden: de reden waarom je iets vindt.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Lees ook blz. 164 in je boek!

Slide 17 - Slide

Bedenk zelf een zin waarin een signaalwoord van reden voorkomt

Slide 18 - Open question

Wat is het signaalwoord van reden in deze zin:

"Ik heb in deze les geleerd over argumenten en redenen omdat ik goed heb opgelet."

Slide 19 - Open question

Aan de slag
Maak opdr. 5, 7, 8, 9
timer
1:00

Slide 20 - Slide

Wat kan ik nog doen om jou deze doelen te laten bereiken?

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide