Ontdek de Woordsoorten

Ontdek de Woordsoorten
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Ontdek de Woordsoorten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je de woordsoorten:
werkwoorden, lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, bijvoeglijk naamwoorden, voorzetsels en voegwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Werkwoorden
Werkwoorden zijn woorden die een actie of een toestand uitdrukken. Voorbeeldopdracht: Schrijf vijf werkwoorden op die je kunt doen in de klas.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Lidwoorden
Lidwoorden zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord staan en aangeven of het om een bepaald of onbepaald persoon, dier, voorwerp of begrip gaat. 


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandig naamwoorden
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden die een persoon, dier, voorwerp of begrip aanduiden. 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Bijvoeglijk naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden beschrijven een zelfstandig naamwoord en geven extra informatie over eigenschappen kenmerken, kleur, grootte, etc. 

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voorzetsels
Voorzetsels zijn woorden die aangeven waar iets of iemand zich bevindt, waar iets naartoe gaat, etc. 
Je kent deze woorden misschien ook wel als de kastwoorden

Voorbeelden zijn: in, op, tegen, aan, tussen ... 

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voegwoorden
Voegwoorden verbinden woorden, zinnen of alinea's met elkaar. 

Voorbeeld zijn: en, maar, want, dus ...

Voegwoorden zijn vaak signaalwoorden (leesvaardigheid) 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Samenvattend
Woordsoorten zijn niet hetzelfde als de zinsdelen!

Ken de woordsoorten die op het blad staan. Benoem deze woordsoorten in de zinnen, totdat alle woorden op zijn. 


Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Benoem de bijvoeglijk naamwoorden in deze zin.
"De lege batterij komt uit de kapotte lamp."

Slide 10 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Plaats het voegwoord, zodat de zin klopt.
"De deur van de woonkamer moet dicht,
anders wordt het koud."

Slide 11 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Hoeveel lidwoorden kent de Nederlandse taal? Geef ook aan welke dat zijn.

Slide 12 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.
Weektaak
Maandag 6 november gemaakt en nagekeken

Grammatica Zinsdelen H1: Start. + 1 t/m 5

Grammatica Woordsoorten H3:  Start. + 1 t/m 6

Slide 13 - Slide

This item has no instructions