Toets unité 4 - 2T1

Toets unité 4
  • Camera aan!
  • Het is verboden om je boek te gebruiken, je hebt er bovendien geen tijd voor. 
  • Lees goed de vraag en de antwoorden. Na het invullen kun je niets meer veranderen.
  • Je hoort achteraf je cijfer.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Toets unité 4
  • Camera aan!
  • Het is verboden om je boek te gebruiken, je hebt er bovendien geen tijd voor. 
  • Lees goed de vraag en de antwoorden. Na het invullen kun je niets meer veranderen.
  • Je hoort achteraf je cijfer.

Slide 1 - Slide

Meerkeuzevragen woordjes
  • Hier volgen 5 meerkeuzevragen met woordjes.

Slide 2 - Slide

aankomen
A
partir
B
arriver
C
voyager
D
fermer

Slide 3 - Quiz

reizen
A
partir
B
arriver
C
voyager
D
fermer

Slide 4 - Quiz

het retourtje
A
le guichet
B
le retard
C
la direction
D
l'aller-retour

Slide 5 - Quiz

te laat, vertraagd
A
en retard
B
prochain
C
déjà
D
dernier

Slide 6 - Quiz

het station
A
la route
B
la gare
C
l'aéroport
D
la station

Slide 7 - Quiz

Meerkeuzevragen het weer
  • Nu volgen 3 meerkeuzevragen over het weer.

Slide 8 - Slide


A
Il fait du vent.
B
Il neige.
C
Il fait du soleil.
D
Il pleut.

Slide 9 - Quiz


A
il pleut
B
il neige
C
il fait chaud
D
il fait du soleil

Slide 10 - Quiz


A
il pleut
B
il neige
C
il fait du soleil
D
il fait du vent

Slide 11 - Quiz

Meerkeuzevragen grammaire 1
  • Nu volgen 5 meerkeuzevragen over het werkwoord partir. 

Slide 12 - Slide

Ik vertrek = Je ....
A
pars
B
part

Slide 13 - Quiz

Jij vertrekt = Tu ...
A
pars
B
part

Slide 14 - Quiz

Lil Kleine vertrekt = Lil' Kleine ....
A
part
B
pars

Slide 15 - Quiz

Wij vertrekken = Nous ...
A
partons
B
partez

Slide 16 - Quiz

Zij vertrekken = Ils ....
A
partent
B
partons

Slide 17 - Quiz

Meerkeuzevragen grammaire 2
  • Nu volgen 6 meerkeuzevragen over de passé composé met être. 

Slide 18 - Slide

Wat is de passé composé?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 19 - Quiz

In de passé composé kan het hulpwerkwoord avoir of être zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Als het hulpwerkwoord être is, krijgt het voltooid deelwoord bij vrouwelijk een extra ....
A
e
B
s
C
es

Slide 21 - Quiz

Wat is de P.C. van 'je tombe'?
A
J'ai tombé
B
Je tombé
C
Je suis tombé(e)
D
Je tombé(e)

Slide 22 - Quiz

Wat is de P.C. van 'nous retournons'?
(Hele ww = retourner)
A
Nous retournés
B
Nous sommes retourné
C
Nous avons retournés
D
Nous sommes retournés

Slide 23 - Quiz

Wat is de P.C. van 'elle monte'?
A
Elle est montée
B
Elle est montées
C
Elle est montés
D
Elle est monté

Slide 24 - Quiz

Nu volgen 2 sleepvragen. 
Sleep het juiste woord naar het juiste plaatje. 
Elk woord past bij één plaatje. 

Slide 25 - Slide

le bouchon
l'escalier
la voie
le billet

Slide 26 - Drag question

en train
à vélo
à pied
en voiture

Slide 27 - Drag question

La fin! 
Goed gedaan, het zit erop! 
Jullie horen zo snel mogelijk jullie cijfer.

Slide 28 - Slide