H 2.4 Reactievergelijkingen

H 2.4 Reactievergelijkingen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

H 2.4 Reactievergelijkingen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?

  • Kijken hoe je een reactieschema kunt opstellen.
  • Kijken hoe je hiervan een reactievergelijking kunt maken.
Hoe gaan we beginnen?
  • Lees blz. 69 uit boek

Slide 2 - Slide

Nu weet je
Index: het kleine getalletje in de molecuulformule -> 2 in SO
Coëfficiënt: het getal voor de molecuulformule, 5 in 5 NaCl 

Atomen zijn alleen, behalve sommige atomen, die zijn altijd met z'n tweeën: Br I N Cl H O F 

Slide 3 - Slide

Reactieschema
Een chemische reactie kun je verkort weergeven in een reactieschema, waarin je de namen en de toestandsaanduidingen (= fasen) van de beginstoffen voor de pijl en van de reactieproducten achter de pijl plaatst.
Toestandsaanduidingen: gas (g), vast (s), vloeibaar (l) en opgelost in water (aq)

Slide 4 - Slide

Reactievergelijking
In een reactievergelijking is er voor en na de pijl een gelijk aantal atomen van elke soort aanwezig.

Je noemt dat een kloppende reactievergelijking.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Stappenplan

  • Schrijf het reactieschema op in woorden
  • Vervang de woorden door symbolen
  • Schrijf van elk soort atoom het aantal op, voor de pijl
  • Schrijf van elk soort atoom het aantal op, na de pijl
  • Pas het aantal atomen aan door de coëfficiënt te veranderen
  • Controleer of voor en na de pijl evenveel van elk atoomsoort
    aanwezig is.



Wat is de reactievergelijking van de verbranding van methaan?

Slide 7 - Slide

Regels kloppend maken
  • Voor en na de pijl moeten van elke atoomsoort evenveel atomen zijn 
  • Aan de moleculen zelf mag je niets veranderen (de index verandert niet
  • Let op !! Als je op een half getal uitkomt voor de moleculen, doe je alle getallen (coëfficiënten) keer 2 
  • Let op !! Uiteindelijk moeten de coëfficiënten de kleinst mogelijke hele getallen zijn. 
  • Kijk het volgende filmpje...

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

Laten we gaan oefenen
Extra informatie staat in het boek op blz. 70-72

Slide 10 - Slide

Welke reactievergelijkingen stellen ontleden voor?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 11 - Quiz

Bij welke reactie ontstaan er meer koolstofdioxidemoleculen? Bij de verbranding van methaan of de verbranding van etheen?
(Stel eerst de reactievergelijkingen op.)
A
Verbranding van methaan
B
Verbranding van etheen

Slide 12 - Quiz

Bij welke reactie ontstaan er meer koolstofdioxidemoleculen? Bij de verbranding van
methaan of de verbranding van etheen?
(Stel eerst de reactievergelijkingen op.)

Slide 13 - Open question

Wat is een kenmerk van een chemische reactie?
A
Er treedt een energie-effect op
B
beginstoffen veranderen in reactieproducten
C
De wet van Lavoisier geldt
D
Alledrie de kenmerken zijn juist

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen een reactieschema en reactievergelijking?
A
Reactieschema = symbolen Reactievergelijking = woorden
B
Reactieschema = niet kloppend Reactievergelijking = wel kloppend gemaakt
C
Reactieschema = woorden Reactievergelijking = symbolen
D
Er is geen verschil tussen een reactieschema en vergelijkingen

Slide 15 - Quiz

Wat zijn de beginstoffen in dit reactieschema?
A
Zilver en chloor
B
Zilverchloride
C
Zilver
D
Chloor

Slide 16 - Quiz

Wat moet er staan op
de plaats van de x?
A
12
B
25
C
13
D
9

Slide 17 - Quiz

6Al2O3(s)
coëfficiënt

index

fase

aantal aluminium-atomen

aantal zuurstof-atomen

aantal aluminiumoxide- moleculen

molecuulformule
2
3
6
18
s
12
Al2O3
6

Slide 18 - Drag question

Welk reactieschema van de verbranding van kalium klopt?
A
kalium + zuurstof --> kaliumoxide
B
kalium + zuurstof --> kaliumoxide + koolstofdioxide
C
kaliumoxide --> kalium + zuurstof
D
kaliumoxide + zuurstof --> kalium + warmte

Slide 19 - Quiz

Welke reactievergelijking van de verbranding van kalium klopt?
A
K+O2K2O
B
K+O22K2O
C
2K+O2K2O
D
4K+O22K2O

Slide 20 - Quiz

Welke reactievergelijking is juist voor de verbranding van propaan?

C3H8
A
1C3H8+1O21CO2+1H2O
B
1C3H83CO2+4H2O
C
1C3H8+5O23CO2+4H2O
D
1C3H8+3O23CO2+4H2O

Slide 21 - Quiz

Geef nu zelf de reactievergelijking van de volgende reacties op de volgende slides: 
  1. de ontleding van methaan,             , waarbij waterstof en koolstof ontstaan
  2. de verbranding van fosfor, waarbij difosforpenta-oxide ontstaat
  3. de verbranding van aluminium, waarbij                  ontstaat
  4. de verbranding van glucose  
C6H12O6
Al2O3
CH4

Slide 22 - Slide

Reactievergelijking van de ontleding van methaan
waarbij waterstof en koolstof ontstaat.
CH4

Slide 23 - Open question

RV van de verbranding van fosfor waarbij difosforpenta-oxide ontstaat.

Slide 24 - Open question

RV van de verbranding van aluminium waarbij ontstaat:
Al2
O3

Slide 25 - Open question

RV van de verbranding van glucose
C6H12O6

Slide 26 - Open question

Klaar

Slide 27 - Slide