2M par 1.1 wat wil je kopen

Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.1
Wat wil je kopen

Slide 1 - Slide

Waar denk je aan bij economie?

Slide 2 - Mind map

0

Slide 3 - Video

ECONOMIE
"de wetenschap die zich bezighoudt met de keuze die mensen maken om in hun behoeften te voorzien"

Slide 4 - Slide

Hoe werken we bij economie?

Slide 5 - Slide

Lesdoel
Na deze les :
  • Kan je het verschil uitleggen tussen basis en overige behoeften
  • Weet je dat je met goederen en diensten je behoeften kan voorzien
  • Kan je geldbedragen op de juiste manier noteren
  • Ken je het verschil tussen consumeren en zelfvoorziening
  • Kan je een gemiddelde berekenen

Slide 6 - Slide

Behoefte is wat je nodig hebt. Welke 3 basisbehoeften heeft een mens?

Slide 7 - Open question

Behoefte
  • Basisbehoeften
    - voedsel/drinken
    - kleding
    - onderdak
    - soms worden ook zorg en onderwijs nog genoemd
  • De rest zijn overige en luxe behoeften

Slide 8 - Slide

Goederen en Diensten
Voorzien in je behoeften

Goederen zijn tastbaar

Verbruiksgoederen : zijn op na gebruik (brood, tandpasta)
Gebruiksgoederen : gaan vaker mee (tosti apparaat, borstel)
Diensten zijn niet tastbaar

- de glazenwasser die de ramen zeemt
- de fietsenmaker die je fiets maakt

Slide 9 - Slide

Consument
Als je iets koopt om in je behoefte te voorzien dan heet dat CONSUMEREN
de persoon die dat koopt heet CONSUMENT

Als jezelf in je eigen behoefte voorziet (zelf kleding maken, je eigen moestuin) dan heet dat ZELFVOORZIENING

Slide 10 - Slide

Geldbedragen noteren

Slide 11 - Slide

Gemiddelde uitrekenen
Formule:
Het totaal ÷ het aantal = 

Slide 12 - Slide

Gemiddelde uitrekenen
Formule:
Het totaal ÷ het aantal = 
voorbeeld:
je haalt een 7, een 5, en een 9 voor economie
je gemiddelde is dan : totaal (7+5+9) delen door aantal (3)
21 / 3 = 7
7 is het gemiddelde!! 

Slide 13 - Slide

Aan het werk!!
6.1 opgaven 2, 4, 6
herhaling blz 178 opg. 1 t/m 4

Leren begrippen 6.1
Aan het werk!!
blz. 8 opdr. 4-5-7-9-10-11-13
blz. 30 opdr. 1-4-6
blz. 34 opdr. 4-5
1. (af) maken samenvattende vragen (SV) par. 1.1 opdr. 1 t/m 12


2. Wat vond jij van de lesstof?
                                             lastig    of      makkelijk
blz. 8 opdr. 4-5-7-9-10-11-13
blz. 32 opdr. 1-4-5
blz. 34 opdr. 4-5

Slide 14 - Slide

Wat hebben we onthouden?

Slide 15 - Slide

Wat is een behoefte?
A
Iets missen waarmee een wens ver..
B
Zin in iets hebben
C
Ergens geen zin in hebben
D
Dat je alles al hebt

Slide 16 - Quiz

Wat geldt voor een overige behoefte
A
Die is absoluut noodzakelijk
B
Daar kan ik niet zonder
C
Die heb ik af en toe nodig om te leven
D
Daar kan ik wel zonder maar het maakt het leven wel leuker

Slide 17 - Quiz

Woonruimte is een overige behoefte.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quiz

Wat voor een behoefte is een broek?
A
Basisbehoeften
B
Overige behoeften

Slide 19 - Quiz

Goederen kun je vasthouden
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quiz

Je volgt een economieles. Valt dit onder goederen of diensten?
A
Goederen
B
Diensten

Slide 21 - Quiz

Goederen die je meerdere keren kunt gebruiken zijn
A
verbruiksgoederen
B
gebruiksgoederen
C
goede goederen
D
langeduur goederen

Slide 22 - Quiz

Het kopen van goederen of diensten om in je behoeften te voorzien, noemen we...
A
Zelfvoorziening
B
Consument
C
Consumeren
D
Basisbehoefte

Slide 23 - Quiz

Wat betekent zelfvoorziening?
A
Produceren door een winkel
B
Anderen produceren voor jou
C
Je produceert zelf wat nodig is
D
Produceren samen met anderen

Slide 24 - Quiz

Zelfvoorziening komt meestal voor in gebieden die
A
rijk zijn
B
ontwikkeld zijn
C
arm zijn

Slide 25 - Quiz

Wat is een voorbeeld van zelfvoorziening?
A
een laptop kopen
B
in de moestuin werken
C
cupcakes bakken
D
huiswerk maken

Slide 26 - Quiz

Op welke manier reken je een gemiddelde uit?
A
Alle getallen op te tellen en het totaal te delen door tien.
B
Als je alle getallen optelt, dan heb je het gemiddelde.
C
Alle getallen op te tellen en het totaal te delen door het aantal getallen.
D
Het hoogste en het laagste getal weg te strepen en de overige getallen op te tellen.

Slide 27 - Quiz

Samenvatting
  • welke behoeften zijn er
  • wat zijn goederen en diensten
  • wat is een consument
  • hoe bereken je het gemiddelde 

Slide 28 - Slide

Planaganda!
Huiswerk volgende les:
1. Samenvattende vragen 1 t/m 12
2. Keuze opdrachten 

Slide 29 - Slide