Monoloog

Na deze les weet ik:

  • Wat een monoloog, dialoog en groepsgesprek
 lesdoel
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Na deze les weet ik:

  • Wat een monoloog, dialoog en groepsgesprek
 lesdoel

Slide 1 - Slide

Lesdoel
Bespreek het lesdoel met uw leerlingen.
monoloog
dialoog
groepsgesprek
3 of meer mensen praten met elkaar
één persoon spreekt
2 mensen praten met elkaar

Slide 2 - Drag question

This item has no instructions

0

Slide 3 - Video

This item has no instructions

Ik zag zojuist:
A
een monoloog
B
een dialoog
C
een groepsgesprek

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Hoe noem je een gesprek tussen twee personen?

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

welke tekstdoelen
weet je nog?

Slide 6 - Mind map

This item has no instructions

Waar denk je aan bij een presentatie?

Slide 7 - Mind map

This item has no instructions

Slide 8 - Video

This item has no instructions

Wat is een monoloog?
A
discussie
B
gesprek
C
debat
D
presentatie

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een spreekdoel?
A
overtuigen
B
amuseren
C
informeren
D
instructie geven

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

spreekdoelen
informeren
instructie geven
overtuigen
activeren
amuseren

Slide 11 - Slide

This item has no instructions


Wat kun je zeggen in de inleiding?
A
Bedankt voor jullie aandacht.
B
De gevolgen daarvan zijn:
C
Ik zal eerst uitleggen waarom ik hiervoor gekozen heb.
D
Zijn er vragen?

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions


Wat is een deelonderwerp?
A
De inleiding van je presentatie
B
Een onderdeel van het onderwerp van jouw presentatie.
C
Waar jouw presentatie over gaat.
D
Informatie die je niet hebt besproken in de kern.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat kun je beter niet doen tijdens een presentatie?
A
Met je handen in je zakken staan
B
Achter een bureau zitten
C
Je publiek aankijken
D
Kauwgom kauwen

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

opbouw van een presentatie
inleiding
middenstuk
slot

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoe het wel moet!
Hoe kan het wel?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

We gaan drie fragmenten bekijken.
Wat valt je op aan deze drie fragmenten?

Maak per video een woordweb. Zet in het midden van het woordweb 1, 2 en 3.
Drie videofragmenten

Slide 19 - Slide

Tijdens deze fase blik je terug op de vorige les.
Eventueel bespreek je moeilijke opdrachten uit het huiswerk.

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Slide 21 - Video

This item has no instructions

Kunnen
Je weet wat het verschil is tussen een monoloog, dialoog en groepsgesprek.

Je weet wat het verschil is tussen toonhoogte, volume, tempo en intonatie.
Je kunt aangeven wat het volume, intonatie, tempo en toonhoogte van een fragment is.

Weten

Slide 22 - Slide

Hier beschrijf je de leerdoelen van deze les.

Gesprekken kun je verdelen in drie verschillende soorten: de monoloog, dialoog en het groepsgesprek. 
Bij een monoloog spreekt één iemand. Die persoon houdt bijvoorbeeld een spreekbeurt of vertelt een verhaal. 
Bij een dialoog praten twee mensen met elkaar. 
Als er drie of meer mensen met elkaar praten, dan is dat een groepsgesprek. Soorten gesprekken horen niet alleen bij kijken en luisteren, maar ook bij spreken.
Uitleg soorten gesprekken

Slide 23 - Slide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Waar kun je op letten als je naar iemands stem luistert?

Toonhoogte: hoe hoog of hoe laag is je stem?
Volume: hard, zacht normaal
Tempo: snel, langzaam, normaal
Intonatie: de gevoelens of emoties die doorklinken in je stem

Uitleg stem: toonhoogte, volume, tempo en intonatie

Slide 24 - Slide

Tijdens deze fase van de les geef je uitleg en doe je het leren voor (modellen).

Soorten argumenten


Feitelijke argumenten; het is een feit, het is gewoon zo.


Waarderende argumenten; jij vindt dit persoonlijk, een ander kan iets anders vinden.

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

"Ik vind dat studentenverenigingen verboden moeten worden, want niemand zou zich bloot moeten stellen aan de beschamende activiteiten van een ontgroening."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

"Ik vind Parijs een mooie stad, want er zijn veel oude gebouwen."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

"Ik vind Parijs een mooie stad, want de geschiedenis van de stad is erg interessant."
A
feitelijk argument
B
waarderend argument

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions