1bk blok 1 week 2 (mono, dialoog, groepsg/ tekstdoelen/ mening-feit - argument, toonhoogte, intonatie)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, g
• Leerjaar 1

                                

                                                   - 1. monoloog

                                                   - 2. dialoog

                                                   - 3. groepsgesprek

                                   

monoloog: één persoon spreekt

1

dialoog: er praten 2 mensen met elkaar.

2

groepsgesprek: 3 of meer mensen praten met elkaar.

3

Sanne, Ahmet, Yacinta en Michiel praten over de vakantie.

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Evi houdt een spreekbeurt over mode.

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Emre interviewt de muziekleraar voor de schoolkrant.

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Een schrijver komt bij ons op school vertellen over zichzelf en zijn nieuwste boek.

Dit is een .......

1. monoloog
2. dialoog
3. groepsgesprek

Iedere dag luister je naar veel gesprekken. Welke gesprekken heb jij vandaag al gehoord. Schrijf dat eens op.

WIE SPRAK MET WIE?

.

- informeren

- uitleggen

- overhalen

- amuseren

- activeren/ aansporen- 

- mening geven

Tekstdoelen

Wat wil de schrijver met het tekstdoel
"overhalen"?

1. dat je zijn mening overneemt
2. dat je leert hoe je iets moet doen
3. dat je iets te weten komt

Wat wil de schrijver met het tekstdoel
"uitleggen"?

1. dat je zijn mening overneemt
2. dat je leert hoe je iets moet doen
3. dat je iets te weten komt

Wat wil de schrijver met het tekstdoel
"informeren"?

1. dat je zijn mening overneemt
2. dat je leert hoe je iets moet doen
3. dat je iets te weten komt

Lees de tekst en maak opdracht 21 en 22

Pagina 65 van boek A

Tekstdoelen

Lees de tekst en maak opdracht 8

Opdracht 9: wat is je mening? 

Pagina 57 van boek A

Feit of mening

Een feit is iets wat waar is of wat niet waar is. 

Een feit kun je controleren.

  

Een mening is wat iemand vindt van iets. Met een mening kun je het eens zijn of oneens.

Een mening kun je onderbouwen met argumenten.

Feit of mening

''Ik heb een hond en vindt dat ze de liefste hond is van de hele wereld.''

Wat is het feit?

Wat is de mening?

Hoe hoog of hoe laag je stem is, noem je toonhoogte.

toonhoogte

Hoe snel of langzaam je praat, noem je het tempo

 

Tempo

Door je intonatie of toon horen mensen hoe je je voelt. Je kunt je bijvoorbeeld vrolijk, angstig, ongeduldig, rustig, enthousiast, boos, geïrriteerd of verdrietig voelen. 

Je emoties of gevoelens klinken door in je stem. 

intonatie

punt -> je stem gaat iets op het einde iets omlaag.

komma -> voordat je verder praat, pauzeer je even. 

 uitroepteken -> je stem klinkt iets harder, je klinkt enthousiast of boos.

vraagteken -> je stem gaat iets omhoog

Leestekens in de intonatie

opdracht 12, 13 en 14. 

probeer in 14 je mening goed te onderbouwen. 

pagina 60

Ik weet wat het verschil is tussen een monoloog, dialoog en een groepsgesprek.

1. ja
2. nee

Ik weet wat informeren, uitleggen, overhalen, amuseren, activeren en een mening geven is.

1. ja
2. nee

Ik weet wat tempo, toonhoogte, intonatie en volume is.

1. ja
2. nee

Ik weet wat een feit, een mening en een argument is.

1. ja
2. nee