2HVW Quiz leestekens punt, komma, vraagteken, uitroepteken

Leestekens
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leestekens

Slide 1 - Slide

Wat zijn leestekens?
A
Punt, vraagteken, uitroepteken
B
Hoofdletter, alinea, en namen
C
Afspraken
D
Onnodig

Slide 2 - Quiz

Waarom gebruik je hoofdletters en leestekens?
A
om de tekst leesbaar te maken.
B
om de tekst beter leesbaar te maken.
C
om de les plechtiger te laten lijken.
D
om de tekst belangrijker te laten lijken.

Slide 3 - Quiz

Een ander woord voor het gebruik van leestekens is ...
A
punctueel
B
interpunctie
C
pedicure
D
publicatie

Slide 4 - Quiz

Leestekens: een zin eindigt met ...
A
aanhalingstekens
B
een komma
C
een dubbele punt
D
een punt

Slide 5 - Quiz

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Betty wil jij de was ophangen?
B
Betty, wil jij de was ophangen?
C
Betty wil jij, de was ophangen?
D
Betty, wil jij, de was ophangen?

Slide 6 - Quiz

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Dat, heb je goed gedaan Saartje.
B
Dat heb je, goed gedaan Saartje.
C
Dat heb je goed gedaan Saartje.
D
Dat heb je goed gedaan, Saartje.

Slide 7 - Quiz

Wat is juist?
Let op de leestekens
A
Bert als je klaar bent mag je gaan.
B
Bert, als je klaar bent mag je gaan.
C
Bert, als je klaar bent, mag je gaan.
D
Bert als je klaar bent, mag je gaan.

Slide 8 - Quiz

Waar kloppen de leestekens?
A
Vanavond eten we, aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
B
Vanavond eten we aardappelen, boontjes, en een gehaktbal.
C
Vanavond eten we aardappelen, boontjes en een gehaktbal.
D
Vanavond eten we aardappelen boontjes en een gehaktbal.

Slide 9 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens niet?
A
Ik haal morgen wel boodschappen en bloemen.
B
In mijn auto heb ik nog wel wat brood, drinken en fruit.
C
Hoe komt het dat je de toets zo slecht gemaakt hebt?
D
Hij gaat niet dus, moet zijn zusje het maar doen.

Slide 10 - Quiz

Bij welke zin zijn de leestekens juist geplaatst?
A
Schiet op kinderen.
B
Schiet op kinderen?
C
Schiet op, kinderen!
D
Schiet op kinderen!

Slide 11 - Quiz

In welke zin staan de leestekens NIET goed?
A
Sorry, ik snap het niet.
B
Ik dacht: dat hij gelijk had
C
Ik volg de les, omdat het interessant is.
D
Doe die deur dicht!

Slide 12 - Quiz

In welke zin kloppen de leestekens?
A
Als jij niet gaat wil ik ook niet.
B
Ik heb hoofdpijn dus ik blijf thuis.
C
Waarom eet jij nooit bananen?
D
Hoe groot is jullie auto.

Slide 13 - Quiz

Waar staan de leestekens goed?
A
Hallo pap, je bent op vakantie hoor.
B
Hallo pap, je bent op vakantie hoor!
C
Hallo pap: je bent op vakantie hoor.
D
Hallo pap je bent op vakantie hoor!

Slide 14 - Quiz

Kloppen de leestekens?
A
De bosmaaier start niet; de accu is leeg.
B
De bosmaaier start niet, de accu is leeg.
C
De bosmaaier start niet de accu; is leeg.
D
De bosmaaier start niet: de accu is leeg.

Slide 15 - Quiz

Plaats de juiste hoofdletters en leestekens:

meneer ha van dijk

Slide 16 - Open question

Schrijf de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.
henkie let nu eens op

Slide 17 - Open question


Schrijf de zin over. Plaats hoofdletters en leestekens.

houd jij ook zo van chocolade boterkoek en snoep

Slide 18 - Open question

Plaats leestekens en hoofdletters:
ik ga naar huis want ik ben ziek

Slide 19 - Open question

Plaats leestekens en hoofdletters in de volgende zin:
als je niet doorloopt bots ik tegen je aan

Slide 20 - Open question