A2 parler: Ik kan in eenvoudige zinnen mijzelf en anderen beschrijven (a2a en a3a).
Ik kan over mijn dagindeling vertellen (a3a).
Ik kan vertellen waar ik ben geweest, wat ik heb gedaan en wat er is gebeurd (a2a).
Ik houd hierbij rekening met de uitspraakregels (a2a en a3a).
A2 Écrire:
Ik kan een korte beschrijving geven van waar ik ben geweest, wat ik heb gedaan en wat er is gebeurd (a2a).
Ik kan in eenvoudige zinnen mijn dagindeling beschrijven (a3a).