BS 1 :Microscoop

De micrsocoop
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Mens & NatuurMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

De micrsocoop

Slide 1 - Slide

Organen die samenwerken noem je een:
A
weefsel
B
organenstelsel
C
skelet
D
cellen

Slide 2 - Quiz

Bij welk organen stelsel hoort de dikke darm?
A
organenstelsel
B
beenderenstelsel
C
bloedvatenstelsel

Slide 3 - Quiz

Bij welk organen stelsel hoort het dijbeen?
A
bloedvatenstelsel
B
beenderenstelsel
C
verteringsstelsel

Slide 4 - Quiz

Dieren zijn opgebouwd uit verschillende onderdelen. Zet onderstaande onderdelen op goede volgorde van klein naar groot
Weefsel
Orgaan
Cel
Organen-stelsel
Organisme

Slide 5 - Drag question

Een weefsel is
A
Een weefsel verdeelt de romp en de borstholte met elkaar.
B
Een groep cellen met de zelfde bouw en taak
C
Een groep organen bij elkaar die werken aan dezelfde taak.
D
Is een orgaan.

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Video

Wat zie je wel met een microscoop maar niet met een loep?

Slide 8 - Open question

Wat regel je met het diafragma
A
Dat je scherp ziet
B
De hoeveelheid licht in de kamer
C
Dat het oculair niet valt
D
De hoeveelheid licht dat door je preparaat gaat

Slide 9 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van een microscoop zorgt niet voor vergroting.
A
objectieven
B
diafragma
C
oculair

Slide 10 - Quiz

Wat is de grootst mogelijke vergroting op de microscoop van school?
A
10X4
B
10X10
C
5X40
D
10X40

Slide 11 - Quiz

Hoe lever je de microscoop weer in?
A
Tafel naar beneden, kleinste vergroting voor
B
Tafel omhoog, kleinste vergroting voor
C
Tafel naar beneden, grootste vergroting voor
D
Tafel omhoog grootste vergroting voor

Slide 12 - Quiz

Bij het werken met de microscoop begin je met een objectief. Met welke begin je?
A
de kleinste vergroting
B
de middelste vergroting
C
de grootste vergroting
D
Het maakt niet uit met welke je begint

Slide 13 - Quiz

Ik wil voor de eerste vergroting scherpstellen met de microscoop.
Waar doe ik dit mee?
A
Niks, je ziet het preparaat meteen scherp
B
Oculair
C
Grote schroef/knop
D
Kleine schroef/knop

Slide 14 - Quiz

Wat is waar?
A
De grote schroef is een lens.
B
Aan het statief pak je de microscoop vast.
C
De revolver zorgt voor het licht.
D
Het statief zorgt voor de vergroting.

Slide 15 - Quiz

  1. Vergroting van de microscoop berekenen

Hoe bereken je de vergroting van de microscoop?
  • Kijk hoe groot de vergroting is van het oculair.
  • Kijk hoe groot de vergroting is van het objectief
  • Vermenigvuldig deze met elkaar

vergroting: oculair x objectief

Slide 16 - Slide

Het oculair van een microscoop vergroot 10×.
Het objectief van deze microscoop vergroot 10×.
Wat is de totale vergroting van deze microscoop?

Slide 17 - Open question

Je bekijkt een cel van een ui onder de microscoop. Je objectief heeft een vergroting van 20x.
De oculair heeft een vergroting van 10x.
Hoeveel is vergroting totaal?
A
30x
B
300x
C
20x
D
200x

Slide 18 - Quiz


Stel dat het oculair 15x vergroot, het objectief 20x.
Wat is de totale vergroting van de microscoop?
A
35x
B
20x
C
300x
D
5x

Slide 19 - Quiz

Tanja gebruikt een microscoop met een oculair dat 10× vergroot.
Ze draait een objectief voor dat 40× vergroot.
Met welke vergroting bekijkt ze het preparaat?
Met een vergroting van.........
A
10x
B
40x
C
50x
D
400x

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide