B&F, spelling, blok 7 week 2 les 2

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Spelling: blok 7 week 2 les 2

Doel: leren schrijven van het garagewoord

Noem twee kilowoorden op -ieel

Noem 2 kilowoorden op -iaal

Noem 3 cadeauwoorden

Noem 3 chefwoorden

We oefenen met het klankgroepenwoord

1. de corsage
2. zij logeren

Welke tijd?
de hond zoekt

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
de hond heeft gezocht

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
de hond zocht

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
wordt de juf?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
werd de juf?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Welke tijd?
wordt de juf getest?

1. tegenwoordige tijd
2. verleden tijd
3. voltooide tijd

Werkwoorden

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd altijd stam + t, behalve bij ik en als jij erachter staat.

De stam is de ik-vorm: rennen, ik ren, dus ren is de stam.

Rennen:

Ik ren - hij rent - ren jij? (stam+t: ren + t = hij rent)

Binden:

Ik bind - hij bindt - bind jij? (stam+t: bind + t= hij bindt)

Tegenwoordige tijd. Vul het werkwoord in: bevrijden
ik ............. de man................. ...............jij?

Vul het werkwoord in: bestaat
Tegenwoordige tijd: de man........................
Verleden tijd: de man.........................
Voltooide tijd: de man..........................

Instructie

Garagewoord. Ik hoor zj, maar ik schrijf g.

1. de rage     2. de energie

Oefendictee

Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Schrijf op:

Achter welk woord had je een komma geschreven??

1. start
2. Eva
3. vrijwilliger
4. experiment

Wat is de persoonsvorm?

1. Eva
2. start
3. de vrijwilliger
4. experiment

Wat is het onderwerp?

1. Eva
2. start
3. de vrijwilliger
4. experiment

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. start
2. de
3. vrijwilliger
4. met

Wat is een zelfstandig naamwoord?

1. start
2. de
3. het
4. experiment

Wat is een voorzetsel?

1. start
2. met
3. het
4. experiment

Hoe ging de les?

1. Makkelijk
2. Moeilijk
3. Gemiddeld

Goed gewerkt!

Succes met de volgende les!